Evolutie herhaling vwo 3

Evolutie VWO 3
Herhaling
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Evolutie VWO 3
Herhaling

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog over evolutie?

Noteer in 4 steekwoorden wat je tot nu toe hebt geleerd over evolutie.

Slide 2 - Open question

Wat gaan we doen vandaag?
- Herhaling stof evolutie (paragraaf 12.3 t/m  12.5.
- Gelegenheid tot vragen stellen.

- Zelfstandig werken (online!!!) aan opdrachten 'samenvatten'.

Slide 3 - Slide

Evolutie = de ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen

Slide 4 - Slide

Is er nog een onderdeel/begrip van evolutie wat je lastig vindt/extra uitleg over wilt?
Zet het hier neer. Zo niet, vul dan 'x' in.

Slide 5 - Open question

Aflezen tijdslijn: 
  • Cyanobacteriën / blauwalgen (voorouders planten)
  • Productie O2.
  • Water organismen (planten/ongewervelde dieren) ontstaan.
  • O2 + Uv-straling vormde ozonlaag. Zie Bron 2 paragraaf 12.3 KK
  • Leven op land kan ontstaan. (400 miljoen jaar geleden, eerst ongewervelden, daarna gewervelden).

Slide 6 - Slide

Waarom is fotosynthese zo belangrijk voor het leven op aarde?

Slide 7 - Open question

Evolutie pijlers:
Basis theorie:
  • Verschillen in genotypen - variatie
  • Natuurlijke selectie (door o.a isolatie).
  • Nieuwe soorten ontstaan.


‘Het best aangepaste organisme heeft de grootste kans om te overleven’. (survival of the fittest)


Grondlegger = Charles Darwin (1809-1882). Boek: ‘On the origin of species by means of natural selection’ in 1859. 

Slide 8 - Slide

Waarom zijn mutaties belangrijk voor evolutie?

Slide 9 - Open question

Nuttige mutaties overleven

Slide 10 - Slide

Waardoor ontstaat genetische variatie. Door mutaties en.....

Slide 11 - Open question


Soorten

Onstaan nieuwe soorten:

  • mutatie / geslachtelijke   
      voortplanting,

  • natuurlijke selectie,
  • (kunstmatige selectie),
  • isolatie.

Slide 12 - Slide

Natuurlijke selectie 
Kunstmatige selectie: 
door de mens 

Slide 13 - Slide

Selectie:
1. Strijd om het leven door concurrentie tussen soortgenoten (struggle for life).

2. De best aangepaste organismen overleven (survival of the fittest).


Slide 14 - Slide

Natuurlijke selectie
Kunstmatige selectie
Kunstmatige selectie
Struggle for life
Struggle for life
Struggle for life
Natuurlijke selectie
Natuurlijke selectie

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Slide

De witte, grijze en zwarte berkenspanners (soort vlinder) zijn dezelfde soort. Hoe heet dit verschil in kleur binnen een soort?
A
Natuurlijke selectie
B
Survival of the fittest
C
Struggle for life
D
Variatie

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Rudimentaire organen
C
Homologe organen
D
Uitsterven van soorten

Slide 19 - Quiz

Rudimentaire organen
  • Organen aanwezig die geen
     functie meer hebben (of waarvan
     de functie niet bekend is).

  • Vaak verschrompeld of 
     geminimaliseerd.


  • Dit zijn rudimentaire organen.

Slide 20 - Slide

Homologe organen: Dezelfde bouw (organen), maar een andere functie. 

Slide 21 - Slide

Homologe organen hebben een overeenkomstige grondvorm door
A
overeenkomst in functie
B
genetische variatie
C
door verwantschap
D
genetic drift

Slide 22 - Quiz

Verwantschap: gemeenschappelijke voorouder.

Slide 23 - Slide

Kleine verschillen tussen organismen van dezelfde soort
Het proces waarbij niet alle organismen van dezelfde soort hetzelfde aantal nakomelingen krijgt.
De overeenkomst in DNA en uiterlijk van verschillende organismen.

Verwantschap
Variatie
Selectie

Slide 24 - Drag question

Zelfde soort?
Verwantschap?
A
Zelfde soort & wel verwantschap
B
Zelfde soort & geen verwantschap
C
niet dezelfde soort & wel verwantschap
D
Niet dezelfde soort & geen verwantschap

Slide 25 - Quiz

Moderne biotechnologie
Organismen krijgen nieuwe eigenschappen doordat hun DNA wordt veranderd. ==> Genetische modificatie

Slide 26 - Slide

Hoe noem je een organisme dat genetisch gemodificeerd is met een gen van een ander organisme?
A
Transgeen
B
Transip
C
Transect
D
Transep

Slide 27 - Quiz

Einde van deze les
Zijn er nog vragen?

In de tijd om zelfstandig te werken aan het werk met opdrachten 'samenvatten'. 

Slide 28 - Slide