V1 / H1 Herhalingsweek P2

1 / 49
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

PTO 2 Frans maart 2025

Chapitre 2

Bron C + G
Bron D + H



Chapitre 5

Bron D
het ww. avoir

Les mots de la semaine 

(F-N / N-F)
50, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

blz. 58

Slide 4 - Slide

Phrases clé À la terrasse
Je moet de vragen kunnen begrijpen en antwoord kunnen geven in het Frans.

Slide 5 - Slide

Phrases clé Acheter quelque chose
Je moet de vragen kunnen begrijpen en antwoord kunnen geven in het Frans.

Slide 6 - Slide

Leerdoel

Ik kan een regelmatig werkwoord dat op ER eindigt, in de présent gebruiken.

Le présent = de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)
ik eet

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Hoe maak ik de stam van een werkwoord op -er ?

Slide 9 - Open question

Schrijf de stam op van de volgende werkwoorden:
crier, jouer, oser, travailler, casser

Slide 10 - Open question

stam + uitgang

Slide 11 - Slide

R: Wat wordt bedoeld met uitgangen?
Uitgangen zijn de letters die je achter de stam plakt om er een persoonsvorm van te maken.
je = stam + e         nous = stam + ons
tu = stam + es            vous =  stam + ez
il = stam +            ils = stam + ent

Slide 12 - Slide

Zet de uitgangen op de juiste plek (présent -ER werkwoorden)
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 13 - Drag question

Nu de uitgangen van de présent
Onderwerp
Stam + uitgang
1e persoon ev
parl
2e persoon ev
dans
3e persoon ev
chant
1e persoon mv
regard
2e persoon mv
écout
3e persoon mv
march
vous
elle
nous
les enfants
tu
je
ent
es
e
ons
ez
e

Slide 14 - Drag question

Allons-y!
Le présent: Zet het werkwoord dat tussen haakjes staat in de juiste vorm.

(préparer) Nous _____________ le diner de Noël.

Slide 15 - Slide

Stappenplan
1. Onderstreep het onderwerp van de zin.
Nous _____________ le diner de Noël.

2. schrijf de stam op van het werkwoord.
Nous  __________________ le diner de Noël.

3. Voeg de uitgang toe die bij het onderwerp hoort.
Nous ___________________ le diner de Noël.
prépar
prépar
ons

Slide 16 - Slide

1 Tu (chanter) ................une chanson?
2 Vous (donner).................. 5 Euros.

Slide 17 - Open question

3 Elle (aider)........................... Pierre.
4 Ils (travailler) ................ à Paris.

Slide 18 - Open question

5 Je (jouer) ...................au tennis.
6. Nous (aller) en ville aujourd'hui.

Slide 19 - Open question

De regelmatige werkwoorden worden allemaal op dezelfde manier vervoegd
A
oui
B
non

Slide 20 - Quiz

De ontkenning
ne .... pas = niet / geen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

de ontkenning omhelst de...
persoonsvorm:
Tu chantes très bien.
Tu ne chantes pas très bien.

Slide 24 - Slide

Maak de zin ontkennend

Slide 25 - Slide

Nous avons un chat.

Slide 26 - Open question

Elle regarde une série sur Netflix.

Slide 27 - Open question

J'ai travaillé dur.

Slide 28 - Open question

Pourquoi tu aimes les chips?

Slide 29 - Open question

Mon frère joue au foot.

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide

Leerdoel

Ik kan een regelmatig werkwoord dat op ER eindigt in de passé composé gebruiken.

Le passé composé: de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
ik heb gegeten

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Le passé composé
is in het Nederlands de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)

Ik heb een broodje gegeten.
Wij hebben huiswerk gemaakt.
Hij heeft een fiets gekocht.

Slide 35 - Slide

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord


  • Ik heb een broodje gegeten.

  • J'ai mangé un petit pain.

Slide 36 - Slide

Het hulpwerkwoord
J'ai
tu as
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont

Slide 37 - Slide

avoir=hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 38 - Drag question

avoir
   =
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 39 - Drag question

Het voltooid deelwoord
HOE maak ik een voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord dat op ER eindigt?



STAM + é

Slide 40 - Slide

Maak een voltooid deelwoord van de volgende werkwoorden:
aller, chercher, manger, créer, donner

Slide 41 - Open question

Le passé composé =

Het hulpwerkwoord

+
Het voltooid deelwoord

Slide 42 - Slide

Nous (chanter) tous les soirs.

Slide 43 - Open question

Elles (manger) beaucoup.

Slide 44 - Open question

Je (trouver) un beau cadeau.

Slide 45 - Open question

Slide 46 - Video

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide