Het belangrijkste werkwoord in een zin met een naamwoordelijk gezegde noem je een koppelwerkwoord. Het 'koppelt' de toestand of eigenschap aan het onderwerp van de zin.
(mama lief) (Mama is lief) (Muur grijs, De muur blijkt grijs)
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen) ZWoBBeLS
(Mama is lief, mama blijft lief, mama lijkt lief, mama wordt lief)