4.7 Grammatica zinsdelen: ng
1 / 20
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Typ hier een van de gemaakte zinnen
van twee woorden.
van twee woorden.
Slide 7 - Mind map
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
In een naamwoordelijk gezegde...
A
...doet iemand iets.
B
...wil iemand iets.
C
...is iemand iets.
D
...staan alleen maar werkwoorden.
Slide 14 - Quiz
In een naamwoordelijk gezegde......
A
... zit soms een lijdend voorwerp.
B
... nooit een lijdend voorwerp.
C
... altijd een lijdend voorwerp.
D
... geen idee!
Slide 15 - Quiz
Welke zin heeft een
naamwoordelijk gezegde (ng)?
naamwoordelijk gezegde (ng)?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij heeft corona.
D
Hij is een vrolijke Frans.
Slide 16 - Quiz
De boeken van Mel Wallis de Vries zijn bij jongeren enorm populair.
Wat is het ng?
Wat is het ng?
