Herhaling werkwoordspelling voor de toets ww

Nederlands - herhaling werkwoordspelling
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands - herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Planning voor vandaag
  1. Oefenen en herhalen werkwoordspelling;
  2. vragen beantwoorden
  3. regels voor de toets bespreken en daarna de toets maken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Hoe kun je een persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 4 - Open question

Gram 3.1
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

De stagiare..........de observatie objectief.
A
rapporteerd
B
rapporteerdt
C
rapporteert

Slide 7 - Quiz

De heer Jansen ......... (vertellen) wat suikerziekte voor hem ........ (betekenen)
A
vertelt, betekent
B
verteld, betekent
C
verteld, betekend
D
vertelt, betekent

Slide 8 - Quiz

Roken ... je gezondheid.
A
benadeeld
B
benadeelt
C
benadeeldt

Slide 9 - Quiz

Als je brutaal bent, is de kans groot dat de agent je .........
A
bekeurd
B
bekeurdt
C
bekeurt

Slide 10 - Quiz

Welke zin is FOUT gespeld?
A
Hij wordt binnenkort 18 jaar.
B
Ik vind het niet moeilijk.
C
Besteedt eens wat aandacht aan je vriendin.
D
Zendt je moeder het pakket terug?

Slide 11 - Quiz

LET OP BIJ DE TOETS
VORIGE WEEK  BEREIDDE IK EEN HEERLIJKE MAALTIJD.
WE DACHTEN DAT HIJ WEL WILDE BETALEN.

KIES DUS ALLEEN VOOR DE VERLEDEN TIJD, ALS DIT UIT DE ZIN DUIDELIJK BLIJKT. 
DUS: HET IS DE BEDOELING DAT JE DE TOETS GOED VOORBEREIDT. --> tegenwoordige tijd.

Slide 12 - Slide

Gram 3.2 & 3.3
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video



Hij heeft in zijn leven veel (reizen).

A
gereist
B
gereisd
C
gerijst
D
gerijsd

Slide 15 - Quiz

De broodjes in de kantine zijn altijd goed (beleggen).
A
belegd
B
belegt
C
beleggen

Slide 16 - Quiz

Ik heb heel lang (geloven) dat spoken bestaan.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloven

Slide 17 - Quiz

Gisterochtend............... ik dat ik geen tijd had.
A
antwoord
B
antwoordde
C
antwoordt

Slide 18 - Quiz

Wij ... vroeger vaak over politiek.
A
praatten
B
praaten
C
praten
D
praatte

Slide 19 - Quiz

Na een ernstig ongeval (belanden, vt) zij in het ziekenhuis.
A
belande
B
belandde
C
belandt

Slide 20 - Quiz

2. De piraat (stranden, verleden tijd) met zijn boot.
A
strandde
B
strandt
C
strande

Slide 21 - Quiz

De arts (verzekeren) mij gisteren dat alles in orde is.
A
verzekerd
B
verzekert
C
verzekerde

Slide 22 - Quiz

Gram 3.3
Tegenwoordig deelwoord

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

In welke zin staat een tegenwoordig deelwoord?
A
Fluitend ga ik naar school.
B
De scheidsrecht blaast op zijn fluitje.
C
De onsportieve voetballer werd uitgefloten.
D
De vuurpijl floot door de lucht.

Slide 25 - Quiz

Onthoud: tegenwoordig deelwoord eindigt ALTIJD op een D. Hele werkwoord + d
fluitend, fietsend,
 werkend, huilend, gillend, krijsend, scooterend

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt

- zo kort mogelijk: De vergrote foto, de verbrede weg.
- als het voltooid deelwoord van zichzelf een -n heeft, laat je die niet weg. De vaas is gebroken. De gebroken vaas. 
  De vis is gebakken. De gebakken vis.
- let op: De geredde zwemmer. De gezette koffie

Slide 28 - Slide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 29 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reizigers
A
Gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 30 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen
A
vewoestten
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesdden

Slide 31 - Quiz

De profvoetballer is afgetraind.
De ________________ voetballer.
A
afgetrainden
B
afgetrainde
C
aftrainende

Slide 32 - Quiz

Het verzoek werd afgewezen.
Het ________________ verzoek .
A
afgewezen
B
afgeweze
C
afwijzende

Slide 33 - Quiz

Welke vraag heb je nu?

Slide 34 - Open question

AFSPRAKEN TOETS
- smartwatch in je tas doen: heb je deze toch om, dan heb je een 1,0 voor de toets;
- op internet opzoeken van werkwoorden is verboden;
-  je internetgeschiedenis controleer ik bij iedereen:  heb je op internet gesurft, dan krijg je een 1,0 : STEEK DUS JE VINGER OP ALS JE KLAAR BENT MET DE TOETS!
- afkijken mag niet: 1,0
- vragen stellen mag wel, maar dan aan je docent.

Slide 35 - Slide

UITGEDEELDE SCHEMA WERKWOORSPELLING MAG JE BIJ DE TOETS GEBRUIKEN

Slide 36 - Slide

toets werkwoordspelling
- ga naar Nu Nederlands, digitale gedeelte (via connect me/mijn leermiddelen/mbo webshop;
- ga naar digitaal toetsen
- vul de pincode in (schrijf ik op het bord)

Slide 37 - Slide