This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoe zoek je het woord 'slechte' op?
Slide 1 - Mind map
Het programma
het lesdoel
uitleg les 74
oefenen in LessonUp oefenen woordenboek
klassikaal bespreken
terugkoppeling lesdoel
Slide 2 - Slide
Het lesdoel
Aan het einde van de les kan ik vertellen hoe ik een bepaald woord moet opzoeken.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Hoe zoek je het woord arrestanten?
A
arrestanten
B
arrestant
C
arres - tanten
Slide 11 - Quiz
Je zoekt het enkelvoud op van een woord.
A
waar
B
niet waar
C
Slide 12 - Quiz
YouTube concurreert met muziekdienst Spotify. Hoe zoek je concurreert op?
A
concurreert
B
concur - reert
C
concurreren
Slide 13 - Quiz
Je zoek het hele werkwoord op.
A
waar
B
niet waar
C
Slide 14 - Quiz
Hij kreeg veel positieve reacties. Hoe zoek je 'positieve' op?
A
positieve
B
positiev
C
positief
Slide 15 - Quiz
Je zoekt een woord op zoals die in de zin staat. Dus lange zoek je op als 'lange' in het woordenboek...
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Instructie (10 min)
Je krijgt een paar woorden te zien.
Je zoekt het woord op. Je schrijft achter het woord wat de betekenis is. Je schrijft op hoe je het woord hebt opgezocht. Voorbeeld: Hij belooft --> belooft zoek je op bij het hele werkwoord 'beloven'