Herhaling werkwoorden en spelling meervouden les 2

Herhaling werkwoorden en spelling meervouden les 2
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Herhaling werkwoorden en spelling meervouden les 2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Je frist je kennis op van werkwoordspelling.
- Je frist je kennis op van de spelling van meervouden

Slide 3 - Slide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen in je leesboek (15 min)
- Theorie (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
- Nabespreken (10 min)

Slide 4 - Slide

Voltooid deelwoord
- Geeft aan dat een handeling afgerond (voltooid) is. 
- Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.
- Er staat altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden.

Tijdens de vakantie heeft Julia bij een boerderij gekampeerd.
Vorig jaar is hij naar Spanje gevlogen

Slide 5 - Slide

Spelling voltooid deelwoord
1. Sterke werkwoorden: eindigt vaak op -en
Ik heb lekker gegeten (eten, ik eet, ik at) 
De trein is op tijd aangekomen (aankomen, kom aan, kwam aan)
2.Zwakke werkwoorden: eindigt op -t of -d: verlengproef of xkfschp
Klaverjassen  wordt.....................
Verwaarlozen wordt................

Slide 6 - Slide

Tegenwoordig deelwoord
Wat je doet tijdens de persoonsvorm.

Hele werkwoord + d

Slide 7 - Slide

Spelling bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord en voegt een kenmerk toe aan dit zelfstandig naamwoord:
de maaltijd – de gezonde maaltijd
het mes – het scherpe mes

In veel gevallen plaats je -e achter het bijvoeglijk naamwoord. Soms is dat niet het geval, wanneer een het-woord wordt voorafgegaan door een.
een gezonde maaltijd – een scherp mes

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide



• Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met ­-en­:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring.
Er zijn uitzonderingen: een aluminium fiets; een plastic pop.

Slide 10 - Slide

 Ook werkwoordsvormen kunnen als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden

het tegenwoordig deelwoord + -e:
lachende leerlingen – pratende docenten.

• De infinitief met te als bijvoeglijk naamwoord:
de te spelen wedstrijd – het te vieren feest.

• Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
de gezochte man; de uitgereikte medaille; het bezette pand; de gewonnen wedstrijd
De vuistregel hierbij is: schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
Let op: bezette en gewonnen worden met een dubbele letter geschreven vanwege de uitspraak.


Slide 11 - Slide

Even checken
Het huis met de ..verlichte..... (verlichten) woonkamer is van ons.
Het . verklede.. (verkleden) meisje had erg veel zin in carnaval

Maar:
De lamp ....verlichtte..... (verlichten) de woonkamer.
Het meisje ....verkleedde...... (verkleden) zich snel om op tijd te zijn. 

Slide 12 - Slide

meervouden op -s
Meestal schrijf je de -s direct achter het woord: bezem - bezems, hengel -hengels, iPad - iPads


Slide 13 - Slide

-s direct eraan vast na medeklinkers, alle e-klanken, alle verkleinwoorden en meerdere klinkers achter elkaar die één klank vormen, zoals ui 
dominee - dominees, café - cafés, meisje - meisjes, lelie - lelies, etui - etuis 
Maar: radio's en cavia's (want io en ia zijn niet één klank)

Slide 14 - Slide

Maar soms 's 
's na: -a, -i, -o, -u, -y en na afkortingen van letters of combinatie met cijfers 
baby - baby's, 
dvd - dvd's,
menu - menu's 

Slide 15 - Slide

pony
pyjama
illusie
azalea
cadeau

Slide 16 - Slide

pony's 
pyama's
illusies
azalea's
cadeaus

Slide 17 - Slide