Werkwoordspelling tt

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Hoe ging de instaptoets?

😒🙁😐🙂😃

De tegenwoordige tijd

Stappenplan: 

• stam bepalen
• welke tijd?
• welke vorm?

Hoe vind je de stam?

1. ik-vorm
2. hele werkwoord
3. hele werkwoord -en
4. wij-vorm

De stam

hele werkwoord -en

Wat is de stam van 'werken'?

Wat is de stam van 'verhuizen'?

1. Verhuis
2. Verhuist
3. Verhuizen
4. Verhuiz

Ik-vorm

Stam

tenzij de klank niet meer klopt

of

eindigt op: v of z

Slapen

Stam = slap

Ik-vorm = slaap

Drijven

Stam = drijv

Ik-vorm = drijf

Tegenwoordige tijd

Ik: stam

Jij: stam +t

Hij: stam +t

Wij: hele werkwoord

Hij:

1. reist
2. reisd
3. reizt
4. reizd

___ je het?

1. Snappen
2. Snapt
3. Snapd
4. Snap

Wanneer eindigt een woord op DT?

DT

Hij-vorm tegenwoordige tijd

ALS

de stam eindigt op een 'd'

Hij ___ later dokter.

1. worden
2. word
3. wordt
4. wort

Hoeveel uur ___ je moeder per nacht?

1. slaap
2. slaapt
3. slaapd
4. slapen

Hoe gaat het spellen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

😒🙁😐🙂😃

Alvast voor volgende week

De verleden tijd

Wat is een zwak werkwoord?

Zwakke werkwoorden

Stam verandert niet in de verleden tijd

Sterke werkwoorden

Stam verandert in de verleden tijd

Hoe goed lukt het jou om sterke en zwakke werkwoorden te herkennen?

😒🙁😐🙂😃

Zwak

Sterk

starten

beginnen

hopen

veranderen

laten

blijven

kamperen

plakken

zorgen

hangen

moeten

kopen

En nu?

Cambiumned

Oefentoetsen op It's Learning

Extra uitleg