Les 2 O-uur persoonsvorm vt

Nederlands
1.1 Woordsoorten 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
1.1 Woordsoorten 

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 2 - Slide

DOEL
Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd goed spellen.

Slide 3 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Hij ......(zwaaien) naar haar.
A
zwaai
B
zwaait
C
zwaaide
D
gezwaaid

Slide 5 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvormen (tegenwoordige tijd) van beleven ?

Ik . . .
A
beleefde
B
beleeft
C
beleef
D
beleefd

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Wat is een sterk werkwoord
A
een werkwoord die heel sterk is
B
een werkwoord die verandert van klank in de verleden tijd
C
een zwak werkwoord
D
een werkwoord waar in de verleden tijd -ten achter de ik-vorm komt

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 12 - Slide

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (bestellen)
A
bestelde
B
besteldde

Slide 13 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd
A
Vorig jaar VERHUISDEN we naar de Reeshof.
B
Vorig jaar VERHUISTEN we naar de Reeshof.

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Zij ______________ (rusten)
A
ruste
B
rustte

Slide 15 - Quiz

Wat is de verleden tijd van vliegen
A
vliegten
B
vliegden
C
vlogen
D
vloogden

Slide 16 - Quiz

Opdrachten
Ga aan de slag met de opdrachten in Learnbeat.
Succes!

Slide 17 - Slide