persoonsvorm tt en vt

tien minuten lezen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

tien minuten lezen

Slide 1 - Slide

persoonsvorm tt en vt
Doel: aan het einde van de les kan je de  tegenwoordige tijd  en de verleden tijd van zwakke werkwoorden maken

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



ik of jij erachter
ik-vorm 
ik word, vind jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
ik-vorm + t
jij wordt, zij vindt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden 

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij onthoud
B
hij onthoudt
C
hij onthout

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvormen (tegenwoordige tijd) van beleven ?

Ik . . .
A
beleeft
B
beleev
C
beleef
D
beleefd

Slide 6 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvormen (tegenwoordige tijd) van beleven ?

Ik . . .
A
beleefde
B
beleeft
C
beleef
D
beleefd

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 9 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Hij ...... (zwaaien) naar haar.
A
zwaai
B
zwaait
C
zwaaide
D
gezwaaid

Slide 10 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvvt) van zwakke werkwoorden:



Enkelvoud
(ik, jij, hij, zij, het, etc.)
ik-vorm + de of te
ik stuurde, jij hoestte
Meervoud
(wij, jullie, zij, etc.)
ik-vorm + ten of den
wij stuurden, zij hoestten

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 12 - Slide

't Sexy Fokschaap
ook wel 't x kofschip
eindigt de ik-vorm (stam) op een letter uit het 't x kofschip
dan -te 

Slide 13 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
A
Vorig jaar verhuisden we naar de Reeshof.
B
Vorig jaar verhuisten we naar de Reeshof.

Slide 14 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van antwoorden is:

A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoorden
D
antwoordden

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Zij ______________ (rusten)
A
ruste
B
rustte

Slide 16 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (pakken)
A
pakde
B
pakte

Slide 18 - Quiz

Huiswerk
maak spelling A1,A2

Slide 19 - Slide