Financieel hoofdstuk 3 - Inleiding in de bedrijfseconomie (vervolg 2/2)
Hoofdstuk 3 - Inleiding in de bedrijfseconomie
Financieel
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMBOStudiejaar 1
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 3 - Inleiding in de bedrijfseconomie
Financieel
Slide 1 - Slide
Planning
Huiswerk vorige bespreken (3.11 en 3.14)
Uitleg vervolg hoofdstuk 3
Opdrachten hoofdstuk 3 maken
Leerdoelen bespreken
Inventarisatie volgende les
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
In deze les leer je:
Hoe je de bezetting en het bezettingsresultaat kunt berekenen
Slide 3 - Slide
Als we kijken naar of een bedrijf, haar schulden op de korte en lange termijn kan betalen, spreken we over;
A
De solvabiliteit
B
De liquiditeit
Slide 4 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van Vreemd vermogen kort?
A
Crediteuren
B
Bankrekening courant
C
Af te dragen BTW
D
Banklening
Slide 5 - Quiz
Een pand, de inventaris en een bedrijfsauto zijn voorbeelden van:
A
Vlottende activa
B
Vaste activa
Slide 6 - Quiz
Passiva staan debet op de balans
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Bezettingsresultaat
Standaardkostprijs = (C/N) + (V/W) Voorbeeld
Normale (N) = 6000 en Werkelijk (W) = 5000
Bezetting = W - N =
Bezetting = 5000 - 6000 = -1000
Onderbezetting Als W kleiner is dan N
Slide 8 - Slide
Bezettingsresultaat
Standaardkostprijs = (C/N) + (V/W)
Voorbeeld
Normale (N) = 6000 en Werkelijk (W) = 7000
Bezetting = W - N
Bezetting = 7000 - 6000 = +1000
Overbezetting Als W groter is dan N
Slide 9 - Slide
Bezettingsresultaat
Bezettingsresultaat = (W - N) x (C / N) Voorbeeld
Bezetting was +1000 (W-N)
Gemaakte constante kosten bij normale bezetting van 6000 (N) = €150.000 (C)
Bezettingsresultaat = 1000 x (150.000 / 6000) = €25.000
Slide 10 - Slide
Normaal maakt een bedrijf 8000 producten in een jaar. Dit jaar heeft het bedrijf 7.800 producten kunnen maken. Is hier sprake van een overbezetting of onderbezetting en hoeveel dan?
A
200 onderbezetting
B
200 overbezetting
Slide 11 - Quiz
Bij een normale bezetting van 6.000 producten heeft een bedrijf €15.000 constante kosten. De werkelijke bezetting van afgelopen jaar was 6.500 producten. Wat is het bezettingsresultaat van dit bedrijf. Bezettingsresultaat = (W-N) x (C/N)
A
€500
B
€1.250
C
€65.000
D
€30.500
Slide 12 - Quiz
Maak nu opdracht 3.15
Gaan we zo bespreken
timer
10:00
Slide 13 - Slide
Aan de slag!
Alle opdrachten van hoofdstuk 3 maken.
Klaar? Bijwerken opdrachten van andere hoofdstukken.
Klaar? Ga naar socrative.com -> Roomname: MFA0 -> vul je naam in en maak de vragen
Begrippen oefenen? Quizlet!
Heb je een vraag? Steek je hand op!
Mag met buurman/buurvrouw samenwerken.
Slide 14 - Slide
Met welke onderdelen hebben je nog moeite? Hoofdstuk 1, 2 en 3 (Wordt meegenomen voor de volgende les)
Slide 15 - Open question
Welke onderdelen/vragen zou je graag terug willen zien in de oefentoets?
Slide 16 - Open question
Mededeling!
Voorbereiding toets: maandag 23 oktober 13:15 - 14:15
Oefentoets: donderdag 26 oktober 10:15 - 11:15
Bespreken oefentoets: 30 oktober 13:15 - 14:15
Toets: 2 november 10:15 - 11:15
Neem je rekenmachine mee. Telefoon is niet toegestaan!