Voltooid verleden tijd. Je hebt iets gedaan en je doet het nu niet.
( dus... 5 minuten geleden, gisteren, tijdens het weekend, in de vakantie.....)
Nodig NL : hebben of zijn + voltooid deelwoord.
Ik heb gegeten, ik heb beëindigd, ik heb verkocht
Ik ben gevallen, ik ben uitgeweest
Nodig FR: avoir of être +(werkwoord - er) + é -> j'ai mangé (manger) je suis tombé(e)
avoir of être +(werkwoord - -ir) + i -> j'ai fini ( finir) , je suis sorti(e)
avoir of être +(werkwoord - -re) + u -> j'ai vendu (vendre)