Module C2 inleiding

Module C2, inleiding
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Module C2, inleiding

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze module kun je:
  • de zv in een crisissituatie begeleiden
  • aandacht en begrip tonen voor een zv in een crisis situatie
  • samenwerken en overleggen met anderen in een crisissituatie
  • instructies, richtlijnen en procedures opvolgen in een crisissituatie
  • met druk en tegenslag omgaan in een crisissituatie

Slide 2 - Slide

Module inhoud
  • Crisissituaties ten gevolge van somatische problemen.
  • Crisissituaties door onvoorziene situaties.
  • Crisissituaties ten gevolge van gedragsproblemen.


Fijnmazig

Slide 3 - Slide

Wat moet je wanneer inleveren?
oefenopdracht T1: lesweek 5 periode 3
Kies 1 oefenopdracht O 1,2,3 of 4; lesweek 8, periode 3

Examen B1-K1-W7 'Reageert op onvoorziene en crisissituaties'
uiterlijk lesweek 5, periode 4

Slide 4 - Slide

Oefenopdracht T1 oefenen van het examen

Slide 5 - Slide

Oefenopdrachten O

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Examen

Slide 10 - Slide

Inleiding
In de beroepspraktijk maak je als verpleegkundige regelmatig onvoorziene situaties mee.
Dit houdt in dat de omstandigheden anders zijn dan waar je op voorbereid was. Het kan zijn dat je met een kleine aanpassing alsnog de geplande zorg kunt verlenen. Het komt ook voor dat je alle zeilen bij moet zetten om ervoor te zorgen dat de situatie niet uitmondt in een crisis.
Door jouw handelen kun je soms een crisis voorkomen, in andere situaties is een crisis onvermijdelijk en zul je daarnaar moeten handelen.

Slide 11 - Slide

Voorbeelden onvoorziene situaties

Slide 12 - Mind map

Onvoorziene situaties in de zorg
In de zorg is geen enkele werkdag gelijk:

  • Als verpleegkundige moet je er rekening mee houden dat de dagelijkse praktijksituatie anders is dan waar je op voorbereid bent.
  • Wanneer je je als verpleegkundige openstelt voor wat er dagelijks op je pad komt en niet dwangmatig vasthoudt aan jouw planning, zal je merken dat je gemakkelijker met onvoorziene situaties om kunt gaan.


Slide 13 - Slide

Voorbeelden crisissituatie

Slide 14 - Mind map

Crisissituaties in de zorg
Een onvoorziene situatie kan uitmonden in een crisissituatie, maar dat hoeft zeker niet het geval te zijn. Een crisissituatie is een noodsituatie, waarbij het functioneren van een stelsel ernstig verstoord raakt. Het kan gaan om allerlei stelsels, ook de mens is zo'n stelsel. 

Verschillende soorten crises

Slide 15 - Slide

Persoonlijke crisis
Een persoonlijke crisis is een ernstige verstoring van iemands dagelijks leven, als gevolg van een emotioneel diep ingrijpende gebeurtenis.

  • overlijden van een dierbare;
  • ernstig ziek of lichamelijk beperkt raken;
  • slachtoffer worden van een geweldsmisdrijf;
  • slachtoffer worden van een ernstig ongeval.

Slide 16 - Slide

Organisatiecrisis
Een organisatiecrisis is een plotselinge en onverwachte of onvermijdelijke noodsituatie die gevaar oplevert voor de medewerkers en/of zorgvragers van de organisatie.

  • falende ICT
  • brand
  • langdurig personeelstekort
  • financiële tekorten
  • geweldsmisdrijf

Slide 17 - Slide

Maatschappelijke crisis
Een maatschappelijke crisis is een plotselinge en onverwachte of onvermijdelijke noodsituatie, waarin de samenleving dusdanig ontwricht raakt dat vitale processen en voorzieningen uitvallen.

  • aardbeving of overstroming;
  • cyberaanval die het volledige financiële verkeer platlegt;
  • economische crisis 
  • pandemie die vele aspecten van een samenleving stillegt.



Slide 18 - Slide

Kun je de drie overlevingsreacties benoemen?

Slide 19 - Open question

Overlevingsreacties
Flight/Vluchten: je probeert weg te komen van de situatie.

Fight/Vechten: je verzet je of gaat letterlijk het gevecht aan.
Freeze/Verlamming of bevriezing: je kunt niet tot actie komen, je denken is verlamd, sommigen kunnen zelfs letterlijk niet bewegen, vluchten of vechten is niet mogelijk.
Fawn/Meebewegen: je verzet je niet, maar beweegt mee om de situatie zo snel mogelijk voorbij te laten gaan.


Slide 20 - Slide

Verdedigingsmechanismen

Ontkenning en verdringing: We geven niet toe dat er een probleem is.
Vluchtgedrag, regressie en rationalisatie; Bij regressie keer je in stressvolle situaties terug naar het gedrag dat je als kind aannam op dit soort momenten. 
Projectie: Van projectie is sprake wanneer je eigenschappen of emoties van jezelf tracht te ontkennen, verbergen of verdringen door deze aan iets of iemand anders toe te schrijven. 
Reactievorming en compenseren; Reactieformatie is een onaanvaardbare prikkel omzetten in het tegenovergestelde. 






Slide 21 - Slide

Wat is volgens jou belangrijk bij het begeleiden van een zv in een crisissituatie?

Slide 22 - Mind map

Begeleiden van zorgvragers in een crisissituatie
  • Afstemmen op de behoefte van de zorgvrager
  • Stress
  • Angst
  • Verwardheid
  • Onredelijke boosheid

Slide 23 - Slide

Communiceren in een crisissituatie

  • Maak, indien mogelijk, oogcontact 
  • Geef korte, krachtige en duidelijke instructies
  • Communiceer en geef instructies die wel mogelijk zijn
  • Geef informatie over het incident
  • Wees voorzichtig met informatie als je verwacht dat er paniek uit kan breken.

Slide 24 - Slide

Voorkomen van crisissituaties
  • Signaleren van een dreigende crisis
  • Voorbereiden op crisissituaties
  • Voorkomen van herhaling van crisissituaties

Slide 25 - Slide

Omgaan met trauma's in de zorg
Kenmerken van een psychotrauma:
  • veelvuldige herbeleving.
  • vermijdingsreacties.
  • verhoogde waakzaamheid.

Slide 26 - Slide

Persoonlijke factoren bij het ontstaan van een trauma
  • Persoonlijkheid.
  • Balans tussen draagkracht en draaglast.
  • Aan- of afwezigheid van sociale steun.
  • Persoonlijke levensgeschiedenis en eerder opgelopen trauma's.




Slide 27 - Slide

  • moeite met concentreren;
  • emotieloos, alles gebeurt op de automatische piloot;
  • ongeduldig;
  • gefrustreerd;
  • snel boos worden, tot woedeaanvallen toe;
  • snel overspoeld, niet in staat emoties in de hand te houden
  • voortdurend gespannen, 'opgefokt' of gestrest;






  • schrikreacties, bijvoorbeeld bij aanraking;
  • overgevoelig voor licht en/of geluid;
  • overdreven reacties op onverwachte situaties en gebeurtenissen;
  • somberheid, huilbuien
  • bewust opzoeken van risico's en zelfbeschadiging;
  • snel overspoeld, niet in staat emoties in de hand te houden.






Slide 28 - Slide

Authentieke situatie
Lees de authentieke situatie (mw. Loekito) door. 
- Noteer wat je opvalt 
- Omcirkel begrippen die je niet kent

 (5 minuten) 

Slide 29 - Slide

Opdracht Casus 
Opdracht op itslearning in subgroepen:
- Beschrijf met je groepje het gedrag van een zorgvrager met een somatische of psychische aandoening in een casus (30 min).
- Hierbij leg je de link met zijn aandoening en verklaar je zijn gedrag.
- Je gaat je casus uitwisselen met een ander groepje.
Onderwerpen kunnen bijvoorbeeld zijn:
  • delier
  • shock
  • dehydratie
  • dementie
  • tumoren
  • etc.



Slide 30 - Slide

Opdracht 2
Maak de verwerkingsopdrachten in Thieme Meulenhof:
Communicatie en begeleiden n4 - Omgaan met onvoorziene situaties - Opdrachten

Slide 31 - Slide

De lesstof die vandaag is behandeld is mij duidelijk
-3100

Slide 32 - Poll