Module C2 inleiding

Module C2, inleiding
1 / 37
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Module C2, inleiding

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze module kun je:
  • de zv in een crisissituatie begeleiden
  • aandacht en begrip tonen voor een zv in een crisis situatie
  • samenwerken en overleggen met anderen in een crisissituatie
  • instructies, richtlijnen en procedures opvolgen in een crisissituatie
  • met druk en tegenslag omgaan in een crisissituatie

Slide 2 - Slide

Module inhoud
  • Crisissituaties ten gevolge van somatische problemen.
  • Crisissituaties door onvoorziene situaties.
  • Crisissituaties ten gevolge van gedragsproblemen.




Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Wat moet je inleveren?
Kies 1 oefenopdracht O 1,2,3 of 4; 
Oefenopdracht T1: Oefenen van het examen 
(bericht sturen indien ingeleverd)

Examen B1-K1-W7 'Reageert op onvoorziene en crisissituaties'
Gemaakt of mee bezig?

Slide 5 - Slide

Oefenopdrachten O
Kies één van de O oefenopdrachten uit en laat deze beoordelen door de praktijk. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Oefenopdracht T1 oefenen van het examen
Handel in een acute of onvoorziene situatie (gedrag, somatisch, grensoverschrijdend of calamiteit). 
Schrijf hierover een verslag, waarin je door jou gemaakte keuzes verantwoordt/onderbouwd vanuit:
  • individueel plan van de zorgvrager
  • richtlijnen van de organisatie
  • wet en regelgeving
  • beroepscode

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Inleiding
In de beroepspraktijk maak je als verpleegkundige regelmatig onvoorziene situaties mee.
Dit houdt in dat de omstandigheden anders zijn dan waar je op voorbereid was. Het kan zijn dat je met een kleine aanpassing alsnog de geplande zorg kunt verlenen. Het komt ook voor dat je alle zeilen bij moet zetten om ervoor te zorgen dat de situatie niet uitmondt in een crisis.
Door jouw handelen kun je soms een crisis voorkomen, in andere situaties is een crisis onvermijdelijk en zul je daarnaar moeten handelen.

Slide 10 - Slide

Voorbeelden onvoorziene situaties

Slide 11 - Mind map

Onvoorziene situaties in de zorg
In de zorg is geen enkele werkdag gelijk:

  • Als verpleegkundige moet je er rekening mee houden dat de dagelijkse praktijksituatie anders is dan waar je op voorbereid bent.
  • Wanneer je je als verpleegkundige openstelt voor wat er dagelijks op je pad komt en niet dwangmatig vasthoudt aan jouw planning, zal je merken dat je gemakkelijker met onvoorziene situaties om kunt gaan.


Slide 12 - Slide

Voorbeelden crisissituatie

Slide 13 - Mind map

Crisissituaties in de zorg
Een onvoorziene situatie kan uitmonden in een crisissituatie, maar dat hoeft zeker niet het geval te zijn. Een crisissituatie is een noodsituatie, waarbij het functioneren van een stelsel ernstig verstoord raakt. Het kan gaan om allerlei stelsels, ook de mens is zo'n stelsel. 

Verschillende soorten crises

Slide 14 - Slide

Persoonlijke crisis
Een persoonlijke crisis is een ernstige verstoring van iemands dagelijks leven, als gevolg van een emotioneel diep ingrijpende gebeurtenis.

  • overlijden van een dierbare;
  • ernstig ziek of lichamelijk beperkt raken;
  • slachtoffer worden van een geweldsmisdrijf;
  • slachtoffer worden van een ernstig ongeval.

Slide 15 - Slide

Organisatiecrisis
Een organisatiecrisis is een plotselinge en onverwachte of onvermijdelijke noodsituatie die gevaar oplevert voor de medewerkers en/of zorgvragers van de organisatie.

  • falende ICT
  • brand
  • langdurig personeelstekort
  • financiële tekorten
  • geweldsmisdrijf

Slide 16 - Slide

Maatschappelijke crisis
Een maatschappelijke crisis is een plotselinge en onverwachte of onvermijdelijke noodsituatie, waarin de samenleving dusdanig ontwricht raakt dat vitale processen en voorzieningen uitvallen.

  • aardbeving of overstroming;
  • cyberaanval die het volledige financiële verkeer platlegt;
  • economische crisis 
  • pandemie die vele aspecten van een samenleving stillegt.



Slide 17 - Slide

Kun je de drie overlevingsreacties benoemen?

Slide 18 - Open question

Overlevingsreacties
Flight/Vluchten: je probeert weg te komen van de situatie.


Fight/Vechten: je verzet je of gaat letterlijk het gevecht aan.

Freeze/Verlamming of bevriezing: je kunt niet tot actie komen, je denken is verlamd, sommigen kunnen zelfs letterlijk niet bewegen, vluchten of vechten is niet mogelijk.

Fawn/Meebewegen: je verzet je niet, maar beweegt mee om de situatie zo snel mogelijk voorbij te laten gaan.


Slide 19 - Slide

Overlevingsreacties
Eerste reactie op een crisissituatie, ingegeven door hevige angst en/of stress.

Flight/Vluchten: je probeert weg te komen van de situatie.
Fight/Vechten: je verzet je of gaat letterlijk het gevecht aan.
Freeze/Verlamming of bevriezing: je kunt niet tot actie komen, je denken is verlamd, sommigen kunnen zelfs letterlijk niet bewegen, vluchten of vechten is niet mogelijk.

Fawn/Meebewegen: je verzet je niet, maar beweegt mee om de situatie zo snel mogelijk voorbij te laten gaan.


Slide 20 - Slide

Verdedigingsmechanismen

Tactiek die de mens onbewust gebruikt om angst en andere nare, bedreigende gevoelens 
af te weren.

Ontkenning en verdringing: We geven niet toe dat er een probleem is.
Vluchtgedrag, regressie en rationalisatie: Bij regressie keer je in stressvolle situaties terug naar het gedrag dat je als kind aannam op dit soort momenten. 
Projectie: Van projectie is sprake wanneer je eigenschappen of emoties van jezelf tracht te ontkennen, verbergen of verdringen door deze aan iets of iemand anders toe te schrijven. 
Reactie vorming en compenseren: Reactieformatie is een onaanvaardbare prikkel omzetten in het tegenovergestelde. 






Slide 21 - Slide

Wat is volgens jou belangrijk bij het begeleiden van een zv in een crisissituatie?

Slide 22 - Mind map

Begeleiden van zorgvragers in een crisissituatie
  • Afstemmen op de behoefte van de zorgvrager
  • Stress
  • Angst
  • Verwardheid
  • Onredelijke boosheid

Slide 23 - Slide

Communiceren in een crisissituatie

  • Maak, indien mogelijk, oogcontact 
  • Geef korte, krachtige en duidelijke instructies
  • Communiceer en geef instructies die wel mogelijk zijn
  • Geef informatie over het incident
  • Wees voorzichtig met informatie als je verwacht dat er paniek uit kan breken

Slide 24 - Slide

Voorkomen van crisissituaties
  • Signaleren van een dreigende crisis
  • Voorbereiden op crisissituaties
  • Voorkomen van herhaling van crisissituaties

Slide 25 - Slide

Omgaan met trauma's in de zorg
Kenmerken van een psychotrauma:
  • veelvuldige herbeleving.
  • vermijdingsreacties.
  • verhoogde waakzaamheid.

Slide 26 - Slide

Persoonlijke factoren bij het ontstaan van een trauma
  • Persoonlijkheid
  • Balans tussen draagkracht en draaglast
  • Aan- of afwezigheid van sociale steun
  • Persoonlijke levensgeschiedenis en eerder opgelopen trauma's




Slide 27 - Slide

Gedrag wat voort kan komen uit een trauma
  • schrikreacties, bijvoorbeeld bij aanraking;
  • overgevoelig voor licht en/of geluid;
  • overdreven reacties op onverwachte situaties en gebeurtenissen;
  • somberheid, huilbuien;
  • bewust opzoeken van risico's en zelfbeschadiging;
  • snel overspoeld, niet in staat emoties in de hand te houden;
  • moeite met concentreren; 
  • emotieloos, alles gebeurt op de automatische piloot; 
  • ongeduldig; 
  • gefrustreerd; 
  • snel boos worden, tot woedeaanvallen toe; 
  • snel overspoeld, niet in staat emoties in de hand te houden;
  • voortdurend gespannen, 'opgefokt' of gestrest.





Slide 28 - Slide

Waar of Niet Waar
  • Iedere groep krijgt 1 leervraag (volgende slide). 
  • Maak er 3 waar/niet waar over. 
  • Schrijf deze vragen op een apart kaartje. 
  • Schrijf op de achterkant van het kaartje het goede antwoord    met een toelichting. 
  • Stop de vragenkaartjes in de pot.


Slide 29 - Slide

Waar of Niet Waar
1. Wat is een calamiteit?
2. Wat wordt bedoeld met onvoorziene- en crisissituaties?
3. Wat is de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige bij             onvoorziene- en crisissituaties? 
4. Wat voor eigen richtlijnen kunnen organisaties hebben om in       uitzonderlijke situaties te kunnen handelen?

Slide 30 - Slide

Authentieke situatie
Lees de authentieke situatie (mw. Loekito) door. 
- Noteer wat je opvalt 
- Omcirkel begrippen die je niet kent

 (5 minuten) 

Slide 31 - Slide

Opdracht Casus 
Opdracht op itslearning in subgroepen (opdracht 2):
- Beschrijf met je groepje het gedrag van een zorgvrager met een somatische of psychische aandoening in een casus (45 min).
- Hierbij leg je de link met de aandoening en verklaar je het gedrag.
- Je gaat je casus uitwisselen met een ander groepje.
Onderwerpen kunnen bijvoorbeeld zijn:
  • delier
  • shock
  • dehydratie
  • dementie
  • tumoren
  • etc.



Slide 32 - Slide

Opdracht 2
Lees de theorie en maak de verwerkingsopdrachten in Thieme Meulenhof:
Communicatie en begeleiden n4 -
module 5 - Omgaan met onvoorziene situaties - Opdrachten

Slide 33 - Slide

De lesstof die vandaag is behandeld is mij duidelijk
-3100

Slide 34 - Poll

Volgende week:
De zorgvrager met een delier.

Slide 35 - Slide

Rationalisering
Bij rationalisering verklaart men zijn/haar gedrag door dit gedrag te systematiseren. ‘Iedereen reageert op deze manier, dus dan mag ik ook zo reageren’. Hiermee legt men de schuld buiten zichzelf. 
Als iemand door verstandelijk en bewust redeneren tot een rechtvaardiging van zijn acties probeert te komen  



Slide 36 - Slide

Voorbeelden rationalisering
Een typische vorm van rationalisering is het bagatelliseren van dingen die we niet hebben maar heimelijk wel zouden willen. 
Na te zijn afgewezen voor een baan zal een rationaliserend persoon zeggen: ‘Het was een saai bedrijf’ of ‘Ik wilde die baan eigenlijk toch niet’.

Slide 37 - Slide