3.1 Reading - Vocabulary & Grammar - Opdracht 7 t/m 11

Vak: Engels
Hoofdstuk: 3.1 Vocabulary & Grammar
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3. 
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Engels
Hoofdstuk: 3.1 Vocabulary & Grammar
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3. 
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak de spullen van Engels op tafel: 




Huiswerk controle:
3.1 opdracht 1 t/m 6
1. werkboek
open je boek op blz. 93

Slide 2 - Slide

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- ken je vocabulary van 3.1 van Nederlands naar Engels en andersom
- kun je de grammar van a or an toepassen; 
- kun je de grammar van to be toepassen; 

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
n.v.t.

- Basis: doe mee met de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
n.v.t.

- Intensief: doe mee met de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
n.v.t.

Slide 4 - Slide

Wie maakt wat:
3 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:
-

De rest doet mee met de instructie.

Slide 5 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 
Er is geen mini-check vandaag. 
Iedereen doet mee met de instructie. 

Slide 6 - Slide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 7 - Slide

Grammar
a/an = een
a en an betekenen allebei: een (van de/het/een). 
In het Nederlands zeggen we bijvoorbeeld: ik heb zin in een appel. Als je deze zin naar het Engels wil vertalen zal je moeten kiezen tussen a of an. Er zijn dus 2 Engelse woorden voor 1 Nederlands woord.

Slide 8 - Slide

Wanneer kies je welke?
a = woord erna eindigt op een medeklinkerklank
vb. a chair, a book, a uniform

an = woord erna eindigt op klinkerklank
vb. an apple, an uncle
Let op: het gaat om de klank (dus hoe je het zegt) en niet om hoe je het schrijft.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

a of an?
.... ear
A
a
B
an

Slide 11 - Quiz

a of an?
.... hero
A
a
B
an

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het werkwoord 'to be'?
'To be' is het werkwoord 'zijn'.

I                 am
He             is
She           is
It                is
You           are
We            are
You           are 
They         are

Slide 13 - Slide

Vormen van 'to be'



In de tegenwoordige tijd heb je drie vormen van 'to be', namelijk:
am, are & is

Voorbeelden:
I am the best                                   He is the best                   You are the best
Am hoort bij
I
Are hoort bij
you, we, they & you
Is hoort bij
he, she & it

Slide 14 - Slide

They ... at school
A
am not
B
is not
C
isn't
D
aren't

Slide 15 - Quiz

Your old jacket _____ too small.
A
am
B
is
C
are

Slide 16 - Quiz

Het werkwoord 'to be' afkorten
Je kunt het werkwoord 'to be' ook afkorten.


I am the best                 --> I'm the best
You are the best          --> You're the best
She is the best             --> She's the best
Dit kan alleen bij persoonlijke voornaamwoorden

Slide 17 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jullie maken zelfstandig les 3.1 opdracht 7 t/m 11 op blz. 93 t/m 96

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout of vind je het nog lastig?  
Wij maken samen opdracht 10 (zie volgende slide)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig les 3.1 opdracht 7 t/m 11 op blz. 93 t/m 96




Ben je klaar?
1.  Nakijken en verbeteren met een andere kleur pen/potlood.
2. Vocabulary 3.1 leren op Quizlet.
 
timer
1:00

Slide 20 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Heb je nog vragen of vind je nog iets lastig? 

Lesdoelen:
- ken je vocabulary van 3.1 van Nederlands naar Engels en andersom
- kun je de grammar van a or an toepassen; 
- kun je de grammar van to be toepassen; 

Slide 21 - Slide

Hoe heb je gewerkt deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk: 
Woensdag 4 december
3.1 opdracht 7 t/m 11 
op blz. 93 t/m 96
Toetsen:

Slide 23 - Slide