Thema 2 B6 geboorteregeling + BS 7 ongewenst kinderloos

Thema 2 

Voortplanting en seksualiteit

  



B6

 Soa's en geboorteregeling

B7

Ongewenst kinderloos

1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Thema 2 

Voortplanting en seksualiteit

  



B6

 Soa's en geboorteregeling

B7

Ongewenst kinderloos

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma 
Les 1
  • Leerdoelen BS 6: geboorteregeling 
  • Uitleg geboorteregeling
  • Koffer met anticonceptiemiddelen
  • Zelfstandig opdrachten maken 

Les 2
  • Uitleg BS7 ongewenst kinderloos
  • Zelfstandig opdrachten maken 
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf als laatste
  • Lesafsluiter B6 en 7
Les 2
  • Soa-spel

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog van B6?
Soa's

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent veilige seks?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Veilige seks
Veilige seks: seks waarbij de kans op het overdragen van soa's en ongewenste zwangerschap wordt geminimaliseerd. 

Slide 5 - Slide

Het woord gender gaat niet over iemands geslacht, maar over of iemand zich meer vrouwelijk of mannelijk voelt of gedraagt en hoe de maatschappij naar vrouwelijk en mannelijk kijkt.
Soms herkent iemand zich niet in het geslacht waarmee die persoon is geboren. Zo iemand, een transgender persoon (zie afbeelding 40), heeft bijvoorbeeld het geboortegeslacht man en voelt zich vrouw, of andersom. Ook kan het zo zijn dat een transgender persoon zich een beetje van allebei voelt (genderqueer) of juist allebei niet (non-binair). Wanneer een transgender persoon zich volledig met de gender identificeert die niet overeenkomt met het geboortegeslacht, heet dat genderdysforie. In dat geval kan iemand kiezen voor hormoonbehandelingen en een geslachtsaanpassende operatie, maar dit willen niet alle transgender personen. Transgender personen kunnen hun geslacht laten veranderen in hun paspoort.
Hoe noem je de levensfase waarin de mens mentaal volwassen wordt?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Levensfasen 

Puberteit: levensfase waarin de mens lichamelijk volwassen wordt (ongeveer 10-17 jaar). 

Adolescentie: levensfase waarin de mens mentaal volwassen wordt (ongeveer 17-24 jaar). 

Slide 7 - Slide

De levensfase waarin het lichaam volwassen wordt, heet de puberteit. De periode loopt van ongeveer 10 tot 17 jaar, maar is per mens verschillend. De levensfase waarin een mens geestelijk volwassen wordt, heet adolescentie. In Nederland vinden veel mensen dat de adolescentie begint aan het einde van de puberteit en eindigt tussen de 20 en 25 jaar, maar soms wordt ook de puberteit als deel van de adolescentie gezien.
De geestelijke en lichamelijke veranderingen in de puberteit zijn de voorbereidingen op zelfstandig worden en de voortplanting. Tijdens deze periode ontwikkel je secundaire geslachtskenmerken en word je misschien voor de eerste keer verliefd. De hersenen ontwikkelen zich en de hormonen gieren door je lijf. Door al deze veranderingen kun je je onzeker voelen.
Na de overgang kan een vrouw niet meer zwanger worden. De voorraad follikels in de eierstokken neemt af, waardoor een vrouw uiteindelijk minder oestrogeen maakt. De overgang begint meestal tussen de 40 en 60 jaar. In 5 tot 10 jaar tijd verandert de hormonale regeling en komt tot een nieuw evenwicht. Sommige vrouwen hebben tijdens de overgang last van klachten zoals opvliegers, onregelmatig bloedverlies, hoofdpijn of stemmingswisselingen.
Ook bij mannen verandert de hormoonhuishouding naarmate ze ouder worden. Ze produceren geleidelijk minder testosteron. Sommige mannen hebben minder vaak een erectie. Mannen blijven meestal tot op hoge leeftijd vruchtbaar doordat ze spermacellen blijven produceren.
Wat is niet waar over condooms?
A
Een condoom heeft een houdbaarheidsdatum.
B
Een condoom beschermt tegen SOA's.
C
Je kunt een condoom vaker gebruiken.
D
Een condoom beschermt tegen zwangerschap.

Slide 8 - Quiz

Bij juist gebruik is de kans op een zwangerschap tussen de 2 en 5%
Wat was je score bij de soa-test?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Veilige seks
Veilige seks: seks waarbij de kans op het overdragen van soa's en ongewenste zwangerschap wordt geminimaliseerd. 

Slide 10 - Slide

Het woord gender gaat niet over iemands geslacht, maar over of iemand zich meer vrouwelijk of mannelijk voelt of gedraagt en hoe de maatschappij naar vrouwelijk en mannelijk kijkt.
Soms herkent iemand zich niet in het geslacht waarmee die persoon is geboren. Zo iemand, een transgender persoon (zie afbeelding 40), heeft bijvoorbeeld het geboortegeslacht man en voelt zich vrouw, of andersom. Ook kan het zo zijn dat een transgender persoon zich een beetje van allebei voelt (genderqueer) of juist allebei niet (non-binair). Wanneer een transgender persoon zich volledig met de gender identificeert die niet overeenkomt met het geboortegeslacht, heet dat genderdysforie. In dat geval kan iemand kiezen voor hormoonbehandelingen en een geslachtsaanpassende operatie, maar dit willen niet alle transgender personen. Transgender personen kunnen hun geslacht laten veranderen in hun paspoort.
Chlamydia en gonorroe kunnen behandeld worden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Chlamydia wordt veroorzaakt door een bacterie, gonorroe door een virus.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Het herpes virus blijft voor altijd in je lichaam.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Iemand die besmet is met HIV, hoeft geen AIDS te hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Seropositief betekent dat iemand positief is getest op een soa.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

HIV/ AIDS
  • Oorzaak: virus (human immunodeficiency virus).
  • Overdraagbaar via bloed, slijmvliezen, vaginaal vocht, sperma. 
  • Eerst wat griepverschijnselen, dan lange tijd geen klachten: seropositief
  • Zonder behandeling: AIDS
  • Virus valt immuunsysteem aan. 
  • HIV-remmers remmen ziekteverschijnselen. 
  • PrEP: HIV-infectie voorkomen.  

Slide 16 - Slide

Aidsdoden sinds begin van de epidemie: 42,3 miljoen 

Als je wordt besmet met hiv (human immunodeficiency virus), kun je wat griepverschijnselen krijgen, maar dat hoeft niet. Vervolgens zijn er langere tijd, tot wel enkele jaren, geen klachten. Iemand is dan seropositief. Wanneer iemand met hiv niet wordt behandeld, kan dat leiden tot aids. Het virus valt dan de cellen van het immuunsysteem aan, waardoor het immuunsysteem het lichaam niet meer kan beschermen tegen ziekteverwekkers. Gelukkig is het in Nederland mogelijk om met medicatie hiv te remmen, zodat de levensverwachting van hiv-patiënten nu net zo hoog is als die van mensen zonder hiv. Hiv-remmers zorgen er ook voor dat het virus niet meer overdraagbaar is. PrEP zijn pillen die je kunt slikken om een infectie met hiv te voorkomen. Wanneer je misschien toch in contact bent gekomen met het hiv-virus, kun je met een PrEP-kuur een hiv-infectie voorkomen.
Leerdoelen B6
  1.  Je kunt beschrijven wat de gevolgen zijn van infecties met SOA's en aangeven hoe je deze infecties kunt voorkomen.


  2. Je kunt de werking van methoden van anticonceptie beschrijven en de voor- en nadelen van verschillende methoden benoemen.


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Geboorteregeling
  • Anticonceptie: verhinderen van bevruchting om zwangerschap te voorkomen. 
  • Verschillende methoden en voorbehoedsmiddelen. 

In te delen in:
  • Barrièremiddelen
  • Hormonale methoden
  • Koperspiraal
  • Klassieke methoden
  • Definitieve methoden 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Barrièremiddelen
  • Voorkomen dat spermacellen bij eicel komen. 
  • Bijvoorbeeld: condoom, vrouwencondoom, pessarium.
  • Pessarium: kapje over de baarmoedermond (tot 6 uur na vrijen blijven zitten).
  • Minder betrouwbaar dan andere middelen, vaak door onjuist gebruik. 

Slide 19 - Slide

Bij barrièremiddelen zorgt het middel ervoor dat de spermacellen niet bij de eicel kunnen komen. Voorbeelden hiervan zijn het condoom (met CE-keurmerk), het vrouwencondoom en het pessarium (zie afbeelding 47). Het vrouwencondoom is een soort zakje met twee ringen dat in de vagina wordt ingebracht. Het pessarium is een kapje dat voor het vrijen over de baarmoedermond wordt gelegd en na het vrijen nog minimaal zes uur moet blijven zitten. Bij zowel het vrouwencondoom als het pessarium is het verstandig om zaaddodende pasta te gebruiken. Het nadeel van barrièremiddelen is dat ze minder betrouwbaar zijn dan sommige andere middelen. Dit komt vaak door fout gebruik (zie afbeelding 48 voor juist gebruik van een condoom). Een condoom beschermt ook tegen besmetting met een soa.
Hormonale methoden
  • Cyclus van vrouw wordt beïnvloed door hormonale regulatie. 
  • Bijvoorbeeld: anticonceptiering, anticonceptiepil, anticonceptiepleister, hormoonspiraaltje, prikpil, anticonceptiestaafje.
  • Werking: geen ovulatie/ slijmvlies van de baarmoederwand ongeschikt maken voor innesteling/ slijm in de baarmoederhals wordt dikker en daarmee vrijwel ondoordringbaar voor spermacellen.

Slide 20 - Slide

Hormonale methoden maken gebruik van hormonale regulatie om de cyclus van de vrouw te beïnvloeden. De gebruikte stoffen werken als de hormonen progesteron, oestrogeen of beide. De hormonen kunnen de volgende werking hebben: geen ovulatie, slijmvlies van de baarmoederwand ongeschikt maken voor innesteling, slijm in de baarmoederhals wordt dikker en daarmee vrijwel ondoordringbaar voor spermacellen. Bij goed gebruik zijn hormonale methoden heel betrouwbaar. Voorbeelden van hormonale methoden zijn: anticonceptiering, verschillende soorten anticonceptiepillen, anticonceptiepleister, hormoonspiraaltje, prikpil en anticonceptiestaafje (zie afbeelding 49). Ook zijn er middelen om een zwangerschap te voorkomen kort na onveilige geslachtsgemeenschap: morning-afterpil en morning-afterspiraaltje.
De anticonceptiering breng je zelf in om de baarmoedermond en haal je er drie weken later uit. Dan volgt een stopweek waarin een onttrekkingsbloeding plaatsvindt. Deze bloeding kan voelen als een gewone of een lichtere menstruatie. De anticonceptiepil slik je elke dag op hetzelfde tijdstip. Bij sommige pillen volgt na drie weken een stopweek. De anticonceptiepleister moet elke week worden vervangen en na drie weken volgt weer een stopweek. Bij deze drie vormen van anticonceptie kan de vrouw ervoor kiezen om de stopweek over te slaan. De menstruatie blijft dan uit of er is een klein beetje bloedverlies, spotting.
De prikpil, het anticonceptiestaafje en het hormoonspiraaltje worden allemaal door een arts geplaatst. De prikpil is een injectie die elke twaalf weken wordt toegediend. Het anticonceptiestaafje is een staafje dat de arts in de bovenarm plaatst en drie jaar werkt. Het hormoonspiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst en werkt vijf jaar.
De morning-afterpil moet je het liefst binnen twaalf uur na onveilige seks slikken, maar uiterlijk binnen vijf dagen. De hoeveelheid hormonen in een morning-afterpil is vele malen hoger dan in de anticonceptiepil. De morning-afterpil gebruiken in plaats van andere anticonceptie is dan ook niet aan te raden. Tot vijf dagen na onveilige seks kan een arts ook een koperspiraaltje plaatsen.
Hormonale methoden helpen sommige vrouwen bij het verminderen van acnéklachten, stemmingswisselingen, onregelmatige menstruaties en pijnlijke menstruaties.
Hormonale methoden hebben ook nadelen. Vrouwen kunnen last hebben van bijwerkingen, zoals pijnlijke borsten, hoofdpijn, misselijkheid, sombere gevoelens, stemmingswisselingen, gewichtstoename en minder zin in seks. Ook verhoogt het gebruik van sommige hormonale middelen de kans op trombose (bloedstolsels) en hart- en vaatziekten. Dit laatste wordt versterkt als vrouwen ook roken.
Hormonale methoden
  • Anticonceptiering: blijft 3 weken in baarmoedermond (dan stopweek). 

  • Anticonceptiepil: elke dag slikken op hetzelfde tijdstip (wel/ geen stopweek). 

  • Anticonceptiepleister: elke week vervangen (na 3 weken stopweek). 

Slide 21 - Slide

Hormonale methoden maken gebruik van hormonale regulatie om de cyclus van de vrouw te beïnvloeden. De gebruikte stoffen werken als de hormonen progesteron, oestrogeen of beide. De hormonen kunnen de volgende werking hebben: geen ovulatie, slijmvlies van de baarmoederwand ongeschikt maken voor innesteling, slijm in de baarmoederhals wordt dikker en daarmee vrijwel ondoordringbaar voor spermacellen. Bij goed gebruik zijn hormonale methoden heel betrouwbaar. Voorbeelden van hormonale methoden zijn: anticonceptiering, verschillende soorten anticonceptiepillen, anticonceptiepleister, hormoonspiraaltje, prikpil en anticonceptiestaafje (zie afbeelding 49). Ook zijn er middelen om een zwangerschap te voorkomen kort na onveilige geslachtsgemeenschap: morning-afterpil en morning-afterspiraaltje.
De anticonceptiering breng je zelf in om de baarmoedermond en haal je er drie weken later uit. Dan volgt een stopweek waarin een onttrekkingsbloeding plaatsvindt. Deze bloeding kan voelen als een gewone of een lichtere menstruatie. De anticonceptiepil slik je elke dag op hetzelfde tijdstip. Bij sommige pillen volgt na drie weken een stopweek. De anticonceptiepleister moet elke week worden vervangen en na drie weken volgt weer een stopweek. Bij deze drie vormen van anticonceptie kan de vrouw ervoor kiezen om de stopweek over te slaan. De menstruatie blijft dan uit of er is een klein beetje bloedverlies, spotting.
De prikpil, het anticonceptiestaafje en het hormoonspiraaltje worden allemaal door een arts geplaatst. De prikpil is een injectie die elke twaalf weken wordt toegediend. Het anticonceptiestaafje is een staafje dat de arts in de bovenarm plaatst en drie jaar werkt. Het hormoonspiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst en werkt vijf jaar.
De morning-afterpil moet je het liefst binnen twaalf uur na onveilige seks slikken, maar uiterlijk binnen vijf dagen. De hoeveelheid hormonen in een morning-afterpil is vele malen hoger dan in de anticonceptiepil. De morning-afterpil gebruiken in plaats van andere anticonceptie is dan ook niet aan te raden. Tot vijf dagen na onveilige seks kan een arts ook een koperspiraaltje plaatsen.
Hormonale methoden helpen sommige vrouwen bij het verminderen van acnéklachten, stemmingswisselingen, onregelmatige menstruaties en pijnlijke menstruaties.
Hormonale methoden hebben ook nadelen. Vrouwen kunnen last hebben van bijwerkingen, zoals pijnlijke borsten, hoofdpijn, misselijkheid, sombere gevoelens, stemmingswisselingen, gewichtstoename en minder zin in seks. Ook verhoogt het gebruik van sommige hormonale middelen de kans op trombose (bloedstolsels) en hart- en vaatziekten. Dit laatste wordt versterkt als vrouwen ook roken.
Hormonale methoden
  • Ook zwangerschap voorkomen kort na onveilige seks. 
  • Voorbeelden: morning-afterpil en morning-afterspiraaltje

Slide 22 - Slide

Hormonale methoden maken gebruik van hormonale regulatie om de cyclus van de vrouw te beïnvloeden. De gebruikte stoffen werken als de hormonen progesteron, oestrogeen of beide. De hormonen kunnen de volgende werking hebben: geen ovulatie, slijmvlies van de baarmoederwand ongeschikt maken voor innesteling, slijm in de baarmoederhals wordt dikker en daarmee vrijwel ondoordringbaar voor spermacellen. Bij goed gebruik zijn hormonale methoden heel betrouwbaar. Voorbeelden van hormonale methoden zijn: anticonceptiering, verschillende soorten anticonceptiepillen, anticonceptiepleister, hormoonspiraaltje, prikpil en anticonceptiestaafje (zie afbeelding 49). Ook zijn er middelen om een zwangerschap te voorkomen kort na onveilige geslachtsgemeenschap: morning-afterpil en morning-afterspiraaltje.
De anticonceptiering breng je zelf in om de baarmoedermond en haal je er drie weken later uit. Dan volgt een stopweek waarin een onttrekkingsbloeding plaatsvindt. Deze bloeding kan voelen als een gewone of een lichtere menstruatie. De anticonceptiepil slik je elke dag op hetzelfde tijdstip. Bij sommige pillen volgt na drie weken een stopweek. De anticonceptiepleister moet elke week worden vervangen en na drie weken volgt weer een stopweek. Bij deze drie vormen van anticonceptie kan de vrouw ervoor kiezen om de stopweek over te slaan. De menstruatie blijft dan uit of er is een klein beetje bloedverlies, spotting.
De prikpil, het anticonceptiestaafje en het hormoonspiraaltje worden allemaal door een arts geplaatst. De prikpil is een injectie die elke twaalf weken wordt toegediend. Het anticonceptiestaafje is een staafje dat de arts in de bovenarm plaatst en drie jaar werkt. Het hormoonspiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst en werkt vijf jaar.
De morning-afterpil moet je het liefst binnen twaalf uur na onveilige seks slikken, maar uiterlijk binnen vijf dagen. De hoeveelheid hormonen in een morning-afterpil is vele malen hoger dan in de anticonceptiepil. De morning-afterpil gebruiken in plaats van andere anticonceptie is dan ook niet aan te raden. Tot vijf dagen na onveilige seks kan een arts ook een koperspiraaltje plaatsen.
Hormonale methoden helpen sommige vrouwen bij het verminderen van acnéklachten, stemmingswisselingen, onregelmatige menstruaties en pijnlijke menstruaties.
Hormonale methoden hebben ook nadelen. Vrouwen kunnen last hebben van bijwerkingen, zoals pijnlijke borsten, hoofdpijn, misselijkheid, sombere gevoelens, stemmingswisselingen, gewichtstoename en minder zin in seks. Ook verhoogt het gebruik van sommige hormonale middelen de kans op trombose (bloedstolsels) en hart- en vaatziekten. Dit laatste wordt versterkt als vrouwen ook roken.
Hormonale methoden
Prikpil, anticonceptiestaafje en hormoonspiraaltje door arts geplaatst. 
  • Prikpil: elke 12 weken een injectie. 
  • Anticonceptiestaafje: staafje in bovenarm, werkt voor 3 jaar. 
  • Hormoonspiraaltje: in baarmoeder geplaatst, werkt voor 5 jaar. 

Nadelen hormonale methoden: bijwerkingen als hoofdpijn, misselijkheid, stemmingswisselingen, gewichtstoename, minder zin in seks, verhoging kans op trombose en hart- en vaatziekten (vooral in combinatie met roken). 

Slide 23 - Slide

Hormonale methoden maken gebruik van hormonale regulatie om de cyclus van de vrouw te beïnvloeden. De gebruikte stoffen werken als de hormonen progesteron, oestrogeen of beide. De hormonen kunnen de volgende werking hebben: geen ovulatie, slijmvlies van de baarmoederwand ongeschikt maken voor innesteling, slijm in de baarmoederhals wordt dikker en daarmee vrijwel ondoordringbaar voor spermacellen. Bij goed gebruik zijn hormonale methoden heel betrouwbaar. Voorbeelden van hormonale methoden zijn: anticonceptiering, verschillende soorten anticonceptiepillen, anticonceptiepleister, hormoonspiraaltje, prikpil en anticonceptiestaafje (zie afbeelding 49). Ook zijn er middelen om een zwangerschap te voorkomen kort na onveilige geslachtsgemeenschap: morning-afterpil en morning-afterspiraaltje.
De anticonceptiering breng je zelf in om de baarmoedermond en haal je er drie weken later uit. Dan volgt een stopweek waarin een onttrekkingsbloeding plaatsvindt. Deze bloeding kan voelen als een gewone of een lichtere menstruatie. De anticonceptiepil slik je elke dag op hetzelfde tijdstip. Bij sommige pillen volgt na drie weken een stopweek. De anticonceptiepleister moet elke week worden vervangen en na drie weken volgt weer een stopweek. Bij deze drie vormen van anticonceptie kan de vrouw ervoor kiezen om de stopweek over te slaan. De menstruatie blijft dan uit of er is een klein beetje bloedverlies, spotting.
De prikpil, het anticonceptiestaafje en het hormoonspiraaltje worden allemaal door een arts geplaatst. De prikpil is een injectie die elke twaalf weken wordt toegediend. Het anticonceptiestaafje is een staafje dat de arts in de bovenarm plaatst en drie jaar werkt. Het hormoonspiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst en werkt vijf jaar.
De morning-afterpil moet je het liefst binnen twaalf uur na onveilige seks slikken, maar uiterlijk binnen vijf dagen. De hoeveelheid hormonen in een morning-afterpil is vele malen hoger dan in de anticonceptiepil. De morning-afterpil gebruiken in plaats van andere anticonceptie is dan ook niet aan te raden. Tot vijf dagen na onveilige seks kan een arts ook een koperspiraaltje plaatsen.
Hormonale methoden helpen sommige vrouwen bij het verminderen van acnéklachten, stemmingswisselingen, onregelmatige menstruaties en pijnlijke menstruaties.
Hormonale methoden hebben ook nadelen. Vrouwen kunnen last hebben van bijwerkingen, zoals pijnlijke borsten, hoofdpijn, misselijkheid, sombere gevoelens, stemmingswisselingen, gewichtstoename en minder zin in seks. Ook verhoogt het gebruik van sommige hormonale middelen de kans op trombose (bloedstolsels) en hart- en vaatziekten. Dit laatste wordt versterkt als vrouwen ook roken.
Koperspiraal
  • Wordt in baarmoeder geplaatst, maar bevat geen hormonen. 
  • Verandert baarmoederslijmvlies: kan geen innesteling plaatsvinden. 
  • Werkt 5- 10 jaar. 
  • Nadeel: kan menstruatie verergeren. 

Slide 24 - Slide

Hormonale methoden maken gebruik van hormonale regulatie om de cyclus van de vrouw te beïnvloeden. De gebruikte stoffen werken als de hormonen progesteron, oestrogeen of beide. De hormonen kunnen de volgende werking hebben: geen ovulatie, slijmvlies van de baarmoederwand ongeschikt maken voor innesteling, slijm in de baarmoederhals wordt dikker en daarmee vrijwel ondoordringbaar voor spermacellen. Bij goed gebruik zijn hormonale methoden heel betrouwbaar. Voorbeelden van hormonale methoden zijn: anticonceptiering, verschillende soorten anticonceptiepillen, anticonceptiepleister, hormoonspiraaltje, prikpil en anticonceptiestaafje (zie afbeelding 49). Ook zijn er middelen om een zwangerschap te voorkomen kort na onveilige geslachtsgemeenschap: morning-afterpil en morning-afterspiraaltje.
De anticonceptiering breng je zelf in om de baarmoedermond en haal je er drie weken later uit. Dan volgt een stopweek waarin een onttrekkingsbloeding plaatsvindt. Deze bloeding kan voelen als een gewone of een lichtere menstruatie. De anticonceptiepil slik je elke dag op hetzelfde tijdstip. Bij sommige pillen volgt na drie weken een stopweek. De anticonceptiepleister moet elke week worden vervangen en na drie weken volgt weer een stopweek. Bij deze drie vormen van anticonceptie kan de vrouw ervoor kiezen om de stopweek over te slaan. De menstruatie blijft dan uit of er is een klein beetje bloedverlies, spotting.
De prikpil, het anticonceptiestaafje en het hormoonspiraaltje worden allemaal door een arts geplaatst. De prikpil is een injectie die elke twaalf weken wordt toegediend. Het anticonceptiestaafje is een staafje dat de arts in de bovenarm plaatst en drie jaar werkt. Het hormoonspiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst en werkt vijf jaar.
De morning-afterpil moet je het liefst binnen twaalf uur na onveilige seks slikken, maar uiterlijk binnen vijf dagen. De hoeveelheid hormonen in een morning-afterpil is vele malen hoger dan in de anticonceptiepil. De morning-afterpil gebruiken in plaats van andere anticonceptie is dan ook niet aan te raden. Tot vijf dagen na onveilige seks kan een arts ook een koperspiraaltje plaatsen.
Hormonale methoden helpen sommige vrouwen bij het verminderen van acnéklachten, stemmingswisselingen, onregelmatige menstruaties en pijnlijke menstruaties.
Hormonale methoden hebben ook nadelen. Vrouwen kunnen last hebben van bijwerkingen, zoals pijnlijke borsten, hoofdpijn, misselijkheid, sombere gevoelens, stemmingswisselingen, gewichtstoename en minder zin in seks. Ook verhoogt het gebruik van sommige hormonale middelen de kans op trombose (bloedstolsels) en hart- en vaatziekten. Dit laatste wordt versterkt als vrouwen ook roken.
Klassieke methoden
  • Zonder hulpmiddelen. 
  • Nadeel: vaak onbetrouwbaar!

Voorbeelden: 
  • Coïtus interruptus: penis voor zaadlozing uit de vagina. 
  • Periodieke onthouding: geen seks rond ovulatie. 

Slide 25 - Slide

Klassieke anticonceptiemethoden worden gedaan zonder hulpmiddelen. Een voorbeeld hiervan is coïtus interruptus, waarbij de penis voor de zaadlozing uit de vagina wordt gehaald. Deze methode is heel onbetrouwbaar. Een andere methode is periodieke onthouding, waarbij er geen seks is in de dagen rond de ovulatie. Deze methode is ook niet betrouwbaar, omdat bij de meeste vrouwen de ovulatie niet precies veertien dagen na de start van de menstruatie is, maar bijvoorbeeld na elf of zeventien dagen. Dit weten vrouwen vaak zelf niet. Spermacellen kunnen drie tot soms wel vijf dagen in een vrouw overleven. Deze methode is dus erg lastig te plannen en daardoor onbetrouwbaar. Wanneer de vrouw ook haar temperatuur meet, is de methode iets betrouwbaarder. Rond de ovulatie stijgt de temperatuur van de vrouw 0,3 tot 0,4 °C. Als een vrouw haar temperatuur een aantal maanden elke ochtend meet, weet zij beter wanneer haar ovulatie is. Er bestaan apps die op basis van dagelijks gemeten lichaamstemperatuur en informatie over je cyclus een voorspelling doen over de vruchtbare dagen. Het gebruik van zo’n app kan handig zijn voor vrouwen die graag zwanger willen worden. Voor vrouwen die juist niet zwanger willen worden is deze methode niet erg betrouwbaar.
Definitieve methoden
  • Sterilisatie man: zaadleiders worden onderbroken. 
  • Sterilisatie vrouw: eileiders worden onderbroken. 

  • Nadeel: blijvend.

Slide 26 - Slide

Mannen en vrouwen die zeker weten dat ze geen kinderwens (meer) hebben, kunnen kiezen voor sterilisatie. Bij sterilisatie worden bij de man de zaadleiders onderbroken en bij de vrouw de eileiders. Sterilisatie is in principe blijvend, maar kan in sommige gevallen ongedaan worden gemaakt.
Er is geen manier van anticonceptie die voor iedereen de beste keus is. Het belangrijkste is dat je kiest voor een manier van anticonceptie die op dat moment goed is voor jou

Slide 27 - Link

This item has no instructions

1. Lees het NOS-artikel door. 

2. Overleg met je degene naast je de volgende vragen:

- Waar waarschuwen gynaecologen voor bij gebruik van natuurlijke anticonceptie?
- Wat is de kans op een ongewenste zwangerschap bij natuurlijke methodes in de praktijk, volgens het NHG?
- Waar komt deze hormonenfobie vandaan volgens het NGVA en Rutgers?

3. Klassikaal bespreken. 

Slide 28 - Slide

1. Maar zowel gynaecologen als de producent van de populaire thermometer Daysy waarschuwen. "Het berekenen van vruchtbare dagen is eigenlijk een methode voor mensen met een kinderwens. Het is niet ontworpen als anticonceptie en zo zou ik het dus ook niet noemen", zegt gynaecoloog Arianne Lim van het Maastricht UMC. "De kans om zwanger te worden met deze methode is ook echt een stuk groter.

2. Bij de zogenaamde natuurlijke methodes is de kans op een zwangerschap bij 'perfect gebruik' hoger. Zo is dat bij de kalendermethode 5 procent en bij de ovulatiemethode (het meten van het cervixslijm) 3 procent. Wanneer deze methodes gecombineerd worden (symptothermaal) is de kans bij perfect gebruik een stuk lager, namelijk 0,4 procent. Maar omdat het moeilijk is om deze methodes helemaal correct uit te voeren, loopt in de praktijk bij alle drie de kans op tot 24 procent, aldus het NHG.

3. Zowel het NGVA als Rutgers wijzen op het negatieve imago dat de pil vooral op TikTok en Instagram gekregen heeft: "Jongeren halen grotendeels hun informatie van sociale media. Daar worden persoonlijke ervaringen en meningen gedeeld, maar ook misvattingen en misinformatie", 
Maak opdracht 79 t/m 88
Klaar?
  • Oefen de Flitskaarten en Test Jezelf van B6

Klaar?
  • Neem de Context Leefwereld 'HPV-vaccinatie' door en maak 
    opdracht 89-92

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Extra uitleg?
Kijk de video op de volgende slide. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Lesafsluiter B6
1. J Je kunt beschrijven wat de gevolgen zijn van infecties met SOA's en aangeven hoe je deze infecties kunt voorkomen.

Je kunt de werking van methoden van anticonceptie beschrijven en de voor- en nadelen van verschillende methoden benoemen.
 


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Link

This item has no instructions

Wat was je score?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen B7
  1.  Je kunt de oorzaken van verminderde vruchtbaarheid toelichten.

  2. Je kunt met behulp van ethische en biologische argumenten toelichten dat er verschillende standpunten zijn over het ingrijpen in het voortplantingsproces.


Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Ongewenst kinderloos
Verschillende oorzaken:
  • Leeftijd
  1.        Verminderde kwaliteit eicellen/ spermacellen
  2.         Leefstijl (roken, alcohol, overgewicht, drugsgebruik, cafeïnegebruik,                       ondergewicht, slaapritme, stress etc.)
  • Hormoonstoornissen
  • Afwijkingen voortplantingsorganen
  • Problemen in baarmoeder(slijmvlies)
  • Soa's

Slide 36 - Slide

In Nederland lukt het bij ongeveer een op de zes stellen die een kind willen niet om binnen een jaar zwanger te worden. Ze kunnen dan naar de huisarts gaan, die onderzoek kan laten doen naar eventueel aanwezige of eerdere soa’s, of naar zaadkwaliteit. Ook kan de huisarts een stel doorverwijzen naar een gynaecoloog. Bij ongeveer 30% van de doorverwezen stellen ligt de oorzaak bij de vrouw, bij 30% bij de man en bij 30% bij beiden. In 10% van de gevallen wordt geen oorzaak gevonden.
Hoe ouder een stel is, hoe groter de kans is dat het niet lukt om kinderen te krijgen. Vooral de leeftijd van de vrouw is van belang. Bij vrouwen onder de 30 jaar is 80% binnen een jaar zwanger, bij vrouwen boven de 35 jaar is dat percentage gedaald naar 50%. Een van de oorzaken is dat de kwaliteit van de eicellen afneemt. Ook de kwaliteit van het sperma kan afnemen bij het ouder worden van de man. In Nederland krijgen stellen op een steeds latere leeftijd hun eerste kind, hierdoor is het aantal stellen dat problemen heeft met het krijgen van kinderen gegroeid.
Behalve leeftijd is ook de leefstijl van invloed op de vruchtbaarheid. De volgende zaken verlagen de vruchtbaarheid: roken, alcoholgebruik, overgewicht, drugsgebruik, ondergewicht, verstoring van het dag- en nachtritme, cafeïnegebruik bij vrouwen, blootstelling aan schadelijke stoffen, stress en overmatig sporten. Bij mannen kan koorts zorgen voor een verstoring van de spermakwaliteit voor drie maanden.
Ook zijn er oorzaken van verminderde vruchtbaarheid waar een vrouw of man geen invloed op heeft, zoals hormoonstoornissen, eerdere infecties, afwijkingen in de aanleg van de voortplantingsorganen, seksuele problemen en problemen in de baarmoeder of het baarmoederslijmvlies. Ook soa’s kunnen een oorzaak zijn van verminderde onvruchtbaarheid.
Expertgroepjes werkvorm
Verschillende vormen van vruchtbaarheidsbehandelingen:
Groepje 1: ovulatie-inductie
Groepje 2: Kunstmatige (donor) inseminatie (KI/ KID)
Groepje 3: In-vitrofertilisatie
Groepje 4: Intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI)

Je krijgt 5 minuten om op te zoeken wat de methode inhoudt, wanneer het wordt gebruikt en hoe hoog de slagingskans is. 
timer
5:00

Slide 37 - Slide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Expertgroepjes werkvorm
  • Je legt aan je nieuwe groepje uit wat je weet over de
    vruchtbaarheidsbehandeling waar jij expert van bent. 

  • Maak samen een kort overzicht op papier van de verschillende behandelingen.

  • Je krijgt hier 15 minuten de tijd voor. 
timer
15:00

Slide 38 - Slide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Vruchtbaarheidsbehandelingen
  • Kans op natuurlijke zwangerschap te klein: passende behandeling gezocht. 

  • Onregelmatige/ afwezige menstruatiecyclus: hormonen (ovulatie-inductie). 
  • Kwaliteit spermacellen laag: in baarmoeder gebracht (kunstmatige inseminatie; KI, IUI)
  • Kwaliteit spermacellen te laag : KI van donor (KID)

KID wordt ook toegepast bij alleenstaande vrouwen of
lesbische stellen. 


Slide 39 - Slide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Vruchtbaarheidsbehandelingen
Als KI niet werkt (bijv. door afgesloten eileiders), wordt in-vitrofertilisatie (IVF) geprobeerd. 

  1. Medicatie waardoor meerdere follikels rijpen, maar geen ovulatie. 
  2. Eicellen uit eierstokken gehaald. 
  3. In het lab worden spermacellen bij eicellen gevoegd. 
  4. Embryo met kans op innesteling wordt teruggeplaatst. 


Slide 40 - Slide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Vruchtbaarheidsbehandelingen
Als spermacellen te slechte kwaliteit hebben/ IVF niet werkt, wordt intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI) toegepast. 

Hetzelfde traject als IVF, maar dan wordt in elke eicel 1 spermacel toegevoegd. 

Soms spermacellen uit bijballen (PESA) of teelballen (TESA). 

Slide 41 - Slide

Als uit onderzoek blijkt dat de kans op zwangerschap op de natuurlijke manier te klein is, kan een stel naar een gynaecoloog of voortplantingsarts gaan. De arts kiest voor een vruchtbaarheidsbehandeling die past bij de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid.
Als de menstruatiecyclus heel onregelmatig is of niet aanwezig, kan door middel van hormonen de cyclus worden nagebootst. Dit wordt ovulatie-inductie genoemd. Als de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kunnen spermacellen vlak voor de ovulatie in de baarmoeder worden ingebracht. Dit gebeurt ook als de slijmprop in de baarmoedermond de spermacellen niet doorlaat. Deze vruchtbaarheidsbehandeling wordt kunstmatige inseminatie (ki) of intra-uteriene inseminatie (iui) genoemd. Als blijkt dat een man geen spermacellen produceert of de kwaliteit van de spermacellen te laag is, kan worden gekozen voor kunstmatige inseminatie met spermacellen van een donor (KID). Dit kan ook een oplossing zijn voor lesbische stellen en vrouwen zonder partner die wel graag een kind willen.
Soms leiden verschillende iui-pogingen niet tot een zwangerschap of is iui niet geschikt, bijvoorbeeld vanwege afgesloten eileiders. In zulke gevallen kan worden gekozen voor in-vitrofertilisatie (ivf). Bij ivf wordt medicatie gegeven waardoor meerdere follikels rijpen, maar er geen ovulatie optreedt. Vervolgens vindt de punctie plaats: de eicellen worden uit de eierstokken gehaald met een lange naald die door de wand van de vagina de eierstokken aanprikt. In een laboratorium worden de spermacellen bij de eicellen gevoegd. De eicellen waarbij de bevruchting is geslaagd, ondergaan delingen. Na een aantal dagen (meestal drie of vijf) wordt het embryo (soms twee embryo’s) met de grootste kans op innesteling in de baarmoeder van de vrouw geplaatst (zie afbeelding 51). De overige embryo’s worden ingevroren, gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek of vernietigd.
Als de spermacellen van een te slechte kwaliteit zijn, of als bij een eerdere ivf is gebleken dat de eicellen niet werden bevrucht, kan worden gekozen voor intracytoplasmatischesperma-injectie (ICSI). Bij ICSI wordt hetzelfde traject gevolgd als bij ivf, alleen in het laboratorium wordt een extra handeling uitgevoerd (zie afbeelding 52). In elke goede eicel wordt met een naald één spermacel gebracht.
Soms is het voor mannen die vrijwel geen goede spermacellen produceren wel mogelijk dat er spermacellen uit de bijballen (PESA) of uit de teelballen (TESA) worden gehaald. Deze spermacellen kunnen worden gebruikt voor een ICSI-behandeling.
Na ongeveer twee weken kan de vrouw een zwangerschapstest doen. Bij 40 tot 50% van de stellen leidt ivf of ICSI na één of meer pogingen tot vervulling van de kinderwens. Per poging is de kans ongeveer 20% (zie afbeelding 53).
Biologische en ethische argumenten
Biologische argumenten
  • Te oude moeder verminderd kans op zwangerschap van gezond kind. 
  • Meer risico's voor oudere moeder bij zwangerschap/ bevalling. 

Ethische argumenten:
  • Bij oude moeder is de kans groter dat ze overlijdt als het kind jong is/ niet meer voor het kind kan zorgen door ouderdomskwalen of ziekte. 

Slide 42 - Slide

Ivf en ICSI worden in Nederland vergoed tot de vrouw een leeftijd van 42 jaar heeft bereikt. De behandeling mag bij vrouwen tot 45 jaar worden uitgevoerd, maar veel klinieken doen dit niet. Zij geven aan dat de kwaliteit van de eicellen dan zo sterk is verminderd, dat de kans op een zwangerschap van een gezond kind te klein is. Ook zijn er meer risico’s voor de moeder tijdens een eventuele zwangerschap en bevalling. Dit zijn biologische argumenten.
In andere landen zijn klinieken waar vrouwen tot een veel hogere leeftijd in aanmerking komen voor ivf. Soms wordt er dan gebruikgemaakt van een donoreicel. Er zijn mensen die tegen ivf zijn bij vrouwen boven een bepaalde leeftijd. Argumenten die worden gegeven zijn dat de kans groter is dat de moeder overlijdt als het kind nog jong is, of dat de moeder door ziekte of ouderdomskwalen niet meer voor het kind kan zorgen. Dit zijn ethische argumenten.
Maak opdracht 93 t/m 100
Klaar?
  • Oefen de Flitskaarten en Test Jezelf van B7

Klaar?
  • Neem de Context Leefwereld 'Embryo's en gameten uit de diepvries' door en maak 
    opdracht 101-103

Slide 43 - Slide

This item has no instructions