Schrijven H4 V3

Vorige les
Lezen
- Functies van tekstgedeelten
- Tekststructuren

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vorige les
Lezen
- Functies van tekstgedeelten
- Tekststructuren

Slide 1 - Slide

Doelen
1. Ik heb het huiswerk besproken.
2. Ik heb een begin gemaakt met de schrijfopdracht.
3. Ik weet dat ik donderdag een boek 3 moet hebben. 

Slide 2 - Slide

Vraag 10a+b
Signaalwoorden

a. Schrijf een signaalwoord met regenummer op dat een voorbeeld aangeeft.
b. Schrijf twee keer een signaalwoord met regelnummer op dat een conclusie aangeeft. 

Slide 3 - Slide

Vraag 10a+b
Signaalwoorden

a. Schrijf een signaalwoord met regenummer op dat een voorbeeld aangeeft. Zo (alinea 3, regel 20)
b. Schrijf twee keer een signaalwoord met regelnummer op dat een conclusie aangeeft. Dus (alinea 4, regel 28; alinea 5, regel 35; alinea 6, regel 42)

Slide 4 - Slide

Betoog

Slide 5 - Mind map

Beschouwing

Slide 6 - Mind map

Wat is peerfeedback?

Slide 7 - Open question

BETOGENDE TEKST
  •  Een betogende tekst heeft als tekstdoel overtuigen.
  •  Een betoog heeft vaak een bewering-en-argumentstructuur of een voordelen-en-nadelenstructuur.
  •  In een betoog brengt de schrijver (of spreker) nadrukkelijk zijn mening naar voren, met argumenten en een conclusie.

Slide 8 - Slide

Het AUB- model
Argument
Uitleg
Bijvoorbeeld

Slide 9 - Slide

Als eerste wil ik het hebben over de toekomst, omdat de telefoontjes daar een grote rol in spelen. Het is dus handig als de jeugd er nu al mee omgaat en er later dus goed mee om kan gaan. Zo moeten de leerlingen via de telefoon kijken waar ze les hebben of wat ze aan huiswerk moeten maken. Stel je voor dat een leerling via zijn schoolapp ziet dat hij morgen een toets heeft. Hij gaat dan voor de toets leren, omdat het best pittige stof is. Na een tijdje ziet hij op zijn schoolapp dat zijn les morgen niet doorgaat en zijn toets verplaatst wordt. Hij heeft dus langer de tijd om te leren en hoeft dus niet de rest van de avond te gaan leren, wat hij wel had gemoeten als hij de schoolapp niet had. 

Als eerste wil ik het hebben over de toekomst, omdat de telefoontjes daar een grote rol in spelen. Het is dus handig als de jeugd er nu al mee omgaat en er later dus goed mee om kan gaan. Zo moeten de leerlingen via de telefoon kijken waar ze les hebben of wat ze aan huiswerk moeten maken. Stel je voor dat een leerling via zijn schoolapp ziet dat hij morgen een toets heeft. Hij gaat dan voor de toets leren, omdat het best pittige stof is. Na een tijdje ziet hij op zijn schoolapp dat zijn les morgen niet doorgaat en zijn toets verplaatst wordt. Hij heeft dus langer de tijd om te leren en hoeft dus niet de rest van de avond te gaan leren, wat hij wel had gemoeten als hij de schoolapp niet had. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welk argument is beter?
A
Het eerste argument
B
Het tweede argument

Slide 12 - Quiz

Waarom?

Slide 13 - Open question

Soorten argumentatie
- enkelvoudige argumentatie: 1 argument
- nevenschikkende argumentatie: 2 of meer argumenten
- onderschikkende argumentatie

Slide 14 - Slide

Nevenschikkend

Slide 15 - Slide

Onderschikkend

Slide 16 - Slide

argumentatie
Enkelvoudige argumentatie = 1 argument
Meervoudige argumentatie = meerdere argumenten:
nevenschikkend (A1 + B1/C1) onderschikkend (A1 + A2) of 
onder- en nevenschikkend (hele blokjesschema)

Standpunt (mening)
argument A2
argument A1
argument B1
argument C1

Slide 17 - Slide


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 18 - Quiz


A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en nevenschikkend

Slide 19 - Quiz

https://www.cambiumned.nl/theorie/argumenteren/argumentatiestructuren/

Slide 20 - Slide

Huiswerk
Maken schrijven (H4!!!)
Opdracht 1

Slide 21 - Slide

Deadline boekopdracht
- Donderdag 11 februari: inleveren titel
- Maandag 8 maart: inleveren boekopdracht 3

Slide 22 - Slide

Doelen
1. Ik heb het huiswerk besproken.
2. Ik heb een begin gemaakt met de schrijfopdracht.
3. Ik weet dat ik donderdag een boek 3 moet hebben. 

Slide 23 - Slide