Feiten / meningen

Feiten, meningen, argumenten
Aan het eind van de les kun je benoemen wat feiten, meningen en argumenten zijn en kun je deze herkennen. 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Feiten, meningen, argumenten
Aan het eind van de les kun je benoemen wat feiten, meningen en argumenten zijn en kun je deze herkennen. 

Slide 1 - Slide

Programma:
Feiten
Meningen
Standpunten
Argumenten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat zijn feiten?

Slide 4 - Mind map

Feiten:








  • Controleerbaar 
  • Waar of onwaar 

Slide 5 - Slide

timer
0:30
Wat zijn meningen?

Slide 6 - Mind map

Mening

  • Wat iemand ergens van vindt. 
  • Eens of oneens
  • Of neutraal 

Slide 7 - Slide

Voorbeelden van feitelijke teksten:
timer
0:30

Slide 8 - Open question

Teksten met feiten
  • Informatieve teksten geven informatie over een onderwerp. In de tekst staan vooral feiten. 

  • Instructies geven uitleg over hoe je iets kunt aanpakken. 
Je bepaalt zelf wat je aan de informatie hebt.

Slide 9 - Slide

timer
0:30
Voorbeelden van teksten met een mening?

Slide 10 - Mind map

Teksten met meningen
Betoog: de mening van de schrijver ook in de tekst. 
Lezen> Wat is de mening van de schrijver? Ben ik het daarmee eens?


Advertentie/ affiche: De schrijver wil je overhalen/ overtuigen om iets te doen. 
Lezen>  wat wil de schrijver van mij? Laat ik me beïnvloeden of niet? 

Slide 11 - Slide

Standpunten en argumenten

Slide 12 - Slide

In je eigen woorden: wat is een standpunt?

Slide 13 - Mind map

Standpunten
Een standpunt is wat je ergens van vindt. Dus een stelling.


Slide 14 - Slide

In je eigen woorden: Wat is een argument?

Slide 15 - Mind map

standpunt en argument
Een argument gebruik je om jouw mening/standpunt te onderbouwen.

 
Een standpunt is wat je ergens van vindt. Dus een stelling.


Slide 16 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?
Nederlands is het leukste vak op school.
timer
0:10
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quiz

Morgen moet ik naar de tandarts.
timer
0:10
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quiz

Ik vind dat het openbaar vervoer voor iedereen gratis moet zijn.
timer
0:10
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 19 - Quiz

Als het OV gratis is, zullen er minder files zijn, omdat mensen dan sneller met de trein gaan.
timer
0:10
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 20 - Quiz

De auto van Karel is erg duur.
timer
0:10
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quiz

Ik blijf binnen, omdat het regent.
timer
0:10
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 22 - Quiz

Het regent buiten.
timer
0:10
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 23 - Quiz

Feiten, meningen, argumenten
Aan het eind van de les kun je benoemen wat feiten, meningen en argumenten zijn en kun je deze herkennen. 

Slide 24 - Slide

Schrijf je mening over deze les op en gebruik daarbij 2 argumenten:
timer
1:30

Slide 25 - Open question

Volgende les:
Verdiepen we ons in argumenten

Slide 26 - Slide