Als/ dan en hoofdletters

Welkom 1JAD
Zakelijk schrijven 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 1JAD
Zakelijk schrijven 

Slide 1 - Slide

Les 1 Hoofdletters en leestekens 


Ik kan/ weet: 
Hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken. 

komma's gebruiken.  
Doel van deze les: 

Slide 2 - Slide

Welke fouten zijn er gemaakt met de leestekens en hoofdletters? 

Anna komt uit het Noorden van het land, en is jarig in April. 
Anna komt uit het noorden van het land en is jarig in april. 

Slide 3 - Slide

Let op!
Tussenvoegsels zoals de, van of van de schrijf je zonder hoofdletter als iemands voorletter of voornaam erbij staat.

Emma van Dijk                   Ruud van den Berg
E. van Dijk                      R. van den Berg

Zodra de voorletter of voornaam ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter.

Slide 4 - Slide

Voorbeeld 
Dit is meneer Van den Berg.

      Voorletter of voornaam ontbreekt,
dus eerste tussenvoegsel met hoofdletter!

Dit is meneer R. van den Berg.
Voorletter aanwezig dus tussenvoegsel met kleine letter!

Slide 5 - Slide

Lezen, hoofdletters en als/dan.
  1. Lezen  15 minuten
  2. Herhaling hoofdletters, drie belangrijkste regels
  3. Gebruik als/dan
  4. Zelf oefenen in Studiemeter

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters? 
1. Aan het begin van een zin: 
Sinds kort loop ik stage. 

2. Bij namen: 
Sef Jansen, Friesland, Leeuwarden, Nike, Albert Heijn



Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters? 
3. Bij woorden afgeleid van aardrijkskundige namen: 
- Franse kaas, Friese jongens, Noord-Brabantse etc. 

Let op! GEEN hoofdletters bij: dagen, maanden, seizoenen en windstreken

maandag        april        herfst        noorden        vrijdag        oktober        winter 


Slide 8 - Slide

Welke schrijfwijze is juist?
A
Jan Van der Molen
B
Jan Van Der Molen
C
Jan van der Molen
D
Jan van der molen

Slide 9 - Quiz

Je gebruikt geen hoofdletter:
A
aan het begin van een zin
B
bij aardrijkskundige namen
C
bij achternamen
D
bij maanden

Slide 10 - Quiz

Dit is mevrouw Van den Bos
A
De hoofdletters zijn juist gebruikt
B
De hoofdletters zijn niet juist gebruikt.

Slide 11 - Quiz

Hoe gebruik je leestekens? 
1. Een punt komt na een gewone zin:
Rob gamet elke dag met zijn vrienden.

2. Een vraagteken zet je na een vraag:
Hoe laat ben je vandaag vrij?

3. Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk:
Mijn vakantie was super!

Slide 12 - Slide

Zo gebruik je een komma:
1. Tussen twee persoonsvormen (werkwoorden):
Als je goed oplet, haal je een voldoende.

2. Voor verbindingswoorden als doordat, maar, omdat, want, zodat.
Morgen ben ik niet op school, omdat ik naar de tandarts moet.

Let op: meestal zet je geen komma voor en en of.
Twee jaar geleden slaagde mijn broer voor zijn havodiploma en ging toen met vrienden op reis naar Spanje.

Slide 13 - Slide

Zo gebruik je een komma: 
Na de aanhef boven een e-mail of brief: ‘Geachte heer/mevrouw,’.

Na een slotgroet onderaan een e-mail of brief: ‘Met vriendelijke groet,’ en ‘Hoogachtend,’.

Slide 14 - Slide

Waar komen hoofdletters en leestekens?

van kleins af aan is meneer de groot vaak te vinden in het stadion van cambuur te leeuwarden

Slide 15 - Open question

Waar komen hoofdletters en leestekens?

iedere zomer gaan wij op vakantie naar zweden omdat het daar heerlijk is aan de oostzee

Slide 16 - Open question

Verder oefenen? 
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-leestekens/ 

https://leestrainer.nl/Spelling/lees/tekens.htm 


Slide 17 - Slide

Wanneer gebruik je dan? 
Wanneer gebruik je dan
1. Na een vergrotende trap: groter dan, meer dan, beter dan

Voorbeeld: Hij is groter dan zijn klasgenoot. 





Slide 18 - Slide

Wanneer gebruik je dan?
2. Na ander, andere of anders:

Anders dan mijn zus hou ik erg van katten.
Documenten worden soms op een andere plek opgeslagen dan u gewend bent.
Het is een ander verhaal dan ik eerst dacht.

Slide 19 - Slide

Wanneer gebruik je als
Bij vergelijkingen met (net) zo ... en even ...:

Donna is even oud als Amber.
Donna is net zo oud als Amber.
Suriname is vier keer zo groot als Nederland.

Slide 20 - Slide

Ezelsbruggetje 
Dan gebruik je bij ongelijkheid  
-In talen is hij veel beter dan zijn broer. 

Als gebruik je bij gelijkheid. 
-Hij is net zo leuk als jij

Let op! Er zijn uitzonderingen. Suriname is vier keer zo groot als Nederland. Ongelijkheid, maar het woordje zo leidt tot als. 

  ‘Suriname is vier keer zo groot dan Nederland’, omdat het daar inhoudelijk om een ongelijkheid gaat. In deze zin leidt het gebruik van zo echter tot als

Slide 21 - Slide

Hij weet dat beter dan/ als ik.
A
dan
B
als

Slide 22 - Quiz

Hij is net zo groot dan/ als zijn vader.
A
dan
B
als

Slide 23 - Quiz

Ik ken zijn broer beter dan/ als zijn zus.
A
dan
B
als

Slide 24 - Quiz

Jan doet het heel anders dan/ als ik het gedaan zou hebben.
A
dan
B
als

Slide 25 - Quiz

Filmpje dan/ als 

Slide 26 - Slide

Extra oefenen? 
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-als-of-dan/ 

https://www.jufmelis.nl/extra/als-of-dan-gevorderde/als-of-dan-gevorderde-1 


Slide 27 - Slide

Aan de slag! 

Slide 28 - Slide