(Zakelijk) Schrijven - Interpunctie

Welkom 
Zakelijk schrijven 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 
Zakelijk schrijven 

Slide 1 - Slide

Hoofdletters en leestekens 


Ik kan/ weet: 
Hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken. 

komma's, dubbele punt en puntkomma gebruiken
Doel van deze les: 

Slide 2 - Slide

Welke fouten zijn er gemaakt met de leestekens en hoofdletters? 

Anna komt uit het Noorden van het land, en is jarig in April. 
Anna komt uit het noorden van het land en is jarig in april. 

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters? 
1. Aan het begin van een zin: 
Sinds kort loop ik stage. 

2. Bij namen: 
Sef Jansen, Friesland, Leeuwarden, Nike, Albert Heijn



Slide 4 - Slide

Let op!
Tussenvoegsels zoals de, van of van de schrijf je zonder hoofdletter als iemands voorletter of voornaam erbij staat.

Emma van Dijk                   Ruud van den Berg
E. van Dijk                      R. van den Berg

Zodra de voorletter of voornaam ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter dus: Geachte heer Van den Berg,

Slide 5 - Slide

Voorbeeld 
Dit is meneer Van den Berg.

      Voorletter of voornaam ontbreekt,
dus eerste tussenvoegsel met hoofdletter!

Dit is meneer R. van den Berg.
Voorletter aanwezig dus tussenvoegsel met kleine letter!

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters? 
3. Bij woorden afgeleid van aardrijkskundige namen: 
- Franse kaas, Friese jongens, Noord-Brabantse etc. 

Let op! GEEN hoofdletters bij: dagen, maanden, seizoenen en windstreken

maandag        april        herfst        noorden        vrijdag        oktober        winter 


Slide 7 - Slide

Welke schrijfwijze is juist?
A
Jan Van der Molen
B
Jan Van Der Molen
C
Jan van der Molen
D
Jan van der molen

Slide 8 - Quiz

Je gebruikt geen hoofdletter:
A
aan het begin van een zin
B
bij aardrijkskundige namen
C
bij achternamen
D
bij maanden

Slide 9 - Quiz

Dit is mevrouw Van den Bos
A
De hoofdletters zijn juist gebruikt
B
De hoofdletters zijn niet juist gebruikt.

Slide 10 - Quiz

Hoe gebruik je leestekens? 
1. Een punt komt na een gewone zin:
Rob gamet elke dag met zijn vrienden.

2. Een vraagteken zet je na een vraag:
Hoe laat ben je vandaag vrij?

3. Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk:
Mijn vakantie was super!

Slide 11 - Slide

Zo gebruik je een komma:
1. Tussen twee persoonsvormen (werkwoorden):
Als je goed oplet, haal je een voldoende.
Doordat het gevroren heeft, is het buiten glad.
2. Voor verbindingswoorden als doordat, maar, omdat, want, zodat.
Morgen ben ik niet op school, omdat ik naar de tandarts moet.

Let op: meestal zet je geen komma voor en en of.
Twee jaar geleden slaagde mijn broer voor zijn havodiploma en ging toen met vrienden op reis naar Spanje.

Slide 12 - Slide

Zo gebruik je een komma:
3. Bij een opsomming
Deze meubelzaak verkoopt van alles: banken, tafels, bedden en kasten

4. Voor of nadat iemand wordt aangesproken
Waarom wil je niet mee, Kees?
Niels, wil je ook een stukje taart?



Slide 13 - Slide

Zo gebruik je een komma: 
Na de aanhef boven een e-mail of brief: ‘Geachte heer/mevrouw,’

Na een slotgroet onderaan een e-mail of brief: ‘Met vriendelijke groet,’ en ‘Hoogachtend,’

Slide 14 - Slide

moeilijke  komma: 
Bij bepalingen en tussenzinnen kun je één of twee komma's gebruiken. De betekenis van de zin verschilt dan.
De studenten, die geklaagd hebben, kregen een voldoende.
= Alle studenten hebben geklaagd, dus alle studenten kregen een voldoende.
De studenten die geklaagd hebben, kregen een voldoende.
= Alleen de studenten die geklaagd hebben, kregen een voldoende.

Slide 15 - Slide

Waar komen hoofdletters en leestekens?

van kleins af aan is meneer de groot vaak te vinden in het stadion van cambuur te leeuwarden

Slide 16 - Open question

Waar komen hoofdletters en leestekens?

iedere zomer gaan wij op vakantie naar zweden omdat het daar heerlijk is aan de oostzee

Slide 17 - Open question

dubbele punt:
1. Voor een opsomming
Deze meubelzaak verkoopt van alles: banken, tafels, bedden en kasten.
2. Voor een citaat
Mijn vader zei: “Doe dat toch niet.”
3. Voor een verklarende of toelichtende opmerking
Nathalie is er vandaag niet: ze is ziek.

Slide 18 - Slide

puntkomma
De puntkomma kan je ook vervangen door een punt. 
1. Je gebruikt een puntkomma om aan te geven dat de zin ervoor en erna veel met elkaar te maken hebben.
 We hebben een geweldige vakantie gehad; vooral het zeilen was erg leuk.



Slide 19 - Slide

puntkomma
2. De puntkomma wordt ook gebruik bij opsommingen waarbij de zin doorloopt, maar elk deel van de zin  op een nieuwe regel staat.
Deze buurt kent veel hangjongeren doordat:
jongeren niet naar school gaan;
er weinig recreatiemogelijkheden zijn;
de politie niet hard genoeg optreedt.

Slide 20 - Slide

Oefenen op Studiewijzer
Studiemeter --> 3F --> Taalverzorging 
-Werkwoordspeling - Verleden tijd 
-Spelling 
Welke staan er nog open?

Slide 21 - Slide

Opdrachten Reader
Nog niet gedaan? Maak opdracht 1! 
Klaar?
Maak opdracht 2
check taalblokken voor briefconventies!
Lever opdracht 2 op tijd in in teams!

Slide 22 - Slide

Les 2 als/ dan 
Wanneer gebruik je dan

Na een vergrotende trap: groter dan, meer dan, beter dan

Voorbeeld: Hij is groter dan zijn klasgenoot. 





Slide 23 - Slide

Wanneer gebruik je dan?
Na ander, andere of anders:

Anders dan mijn zus hou ik erg van katten.
Documenten worden soms op een andere plek opgeslagen dan u gewend bent.
Het is een ander verhaal dan ik eerst dacht.

Slide 24 - Slide

Wanneer gebruik je als
Bij vergelijkingen met (net) zo ... en even ...:

Donna is even oud als Amber.
Donna is net zo oud als Amber.
Suriname is vier keer zo groot als Nederland.

Slide 25 - Slide

Ezelsbruggetje 
Dan gebruik je bij ongelijkheid  
-In talen is hij veel beter dan zijn broer. 

Als gebruik je bij gelijkheid. 
-Hij is net zo leuk als jij

Let op! Er zijn uitzonderingen. Suriname is vier keer zo groot als Nederland. Ongelijkheid, maar het woordje zo leidt tot als. 

  ‘Suriname is vier keer zo groot dan Nederland’, omdat het daar inhoudelijk om een ongelijkheid gaat. In deze zin leidt het gebruik van zo echter tot als

Slide 26 - Slide

Hij weet dat beter dan/ als ik.
A
dan
B
als

Slide 27 - Quiz

Hij is net zo groot dan/ als zijn vader.
A
dan
B
als

Slide 28 - Quiz

Ik ken zijn broer beter dan/ als zijn zus.
A
dan
B
als

Slide 29 - Quiz

Jan doet het heel anders dan/ als ik het gedaan zou hebben.
A
dan
B
als

Slide 30 - Quiz

Filmpje dan/ als 

Slide 31 - Slide

Extra oefenen? 
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-als-of-dan/ 

https://www.jufmelis.nl/extra/als-of-dan-gevorderde/als-of-dan-gevorderde-1 


Slide 32 - Slide

Aan de slag! 
Keuze uit: 
- Schrijven brief verzoek om informatie 
- Oefenen in taalblokken 
Ga naar spelling & grammatica 2F --> Leestekens en hoofdletters 
Spelling 3F --> leestekens--> opdracht 1 en 4
- Goed gebekt oefenen in Quizizz 
joinmyquiz.com taak 11 code: 27434668 
taak 12 code: 36871852





Slide 33 - Slide