Week 39-3e Les

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Nederlands 

Lesdoelen

- weet je hoe je het lijdend voorwerp van een zin kunt vinden?

- eerder leerde je de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp van een zin vinden

ZINSDELEN

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.

Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.

Met het lijdend voorwerp gebeurt iets,

het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

lijdend voorwerp

Goed om te weten

1. Er staat altijd maar 1 lijdend voorwerp in een zin

2. Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel

Stap 1: werkwoordelijk gezegde zoeken.

Ik geef een cadeau.

1. ik
2. geef
3. een cadeau
4. cadeau

Stap 2: onderwerp zoeken.

Ik geef een cadeau

1. ik
2. geef
3. een cadeau
4. cadeau

Wat is dan het lijdend voorwerp...?
Wie of wat geef ik?
Ik geef een cadeau.

LIJDEND VOORWERP

Tim | graaft | een kuil.

Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.

lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1

ow

wwgez

LIJDEND VOORWERP

Een speler | roept | de grensrechter.

Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.

lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2

ow

wwgez

LIJDEND VOORWERP

Elin | vertelt | een verhaal.

Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.

lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3

ow

wwgez

GAAT HET GOED?

Lukt het je om het

lijdend voorwerp van de zin steeds te vinden?

Heb jij vragen?

Denk een momentje na of

je nog vragen hebt?

Nu jij!!!

 Zoek in de volgende zinnen het lijdend voorwerp ...

Wat is het lijdend voorwerp?

De man geeft de jongen een hand.

1. de man
2. geeft
3. de jongen
4. een hand

Wat is het lv ?
Hij heeft het formulier verzonden.

1. hij
2. heeft verzonden
3. formulier
4. het formulier

Wat is het lv?
Volgende week gaan we naar Frankrijk.

1. volgende week
2. gaan
3. naar Frankrijk
4. er is geen lv

Ik heb gisteren een lekkere pizza gebakken.
lv=

1. een lekkere pizza
2. heb gebakken
3. ik
4. gisteren

De politie gaf de fietser een bekeuring.

1. gaf
2. De politie
3. de fietser
4. een bekeuring

Op de markt heb ik een vette haring gekocht.

1. Op de markt
2. heb gekocht
3. ik
4. een vette haring

Maartje heeft bij de Primark een jas gekocht.

1. een jas
2. Maartje
3. bij de Primark
4. heeft gekocht

De vermiste parkiet Pietje is na drie dagen teruggevonden

1. De vermiste parkiet Pietje
2. is teruggevonden
3. na drie dagen
4. geen lv

Wanneer knap je die fiets op?

De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.

De post brengt ons steeds vaker reclame.

We gaan in de klas het interview bekijken.

Waarom heb je niet meteen een afspraak gemaakt?

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Hij heeft gisteren een pasje gevonden.

1. Hij
2. heeft
3. een pasje
4. gisteren

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

'Liza at twee stukken pizza.'

1. Liza
2. pizza
3. twee stukken pizza
4. Er is geen lijdend voorwerp.

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

'Ivo heeft gisteren gewonnen.'

1. Ivo
2. gisteren
3. gewonnen
4. Er is geen lijdend voorwerp.

Je kan aan deze zin wel een lijdend voorwerp toevoegen: 'Ivo heeft gisteren de eerste prijs gewonnen'.

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Ik gebruik een staafmixer voor dit beslag.'

1. ik
2. een staafmixer
3. voor dit beslag
4. dit beslag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Gisteren gingen we naar een restaurant en aten we soep.'

1. gisteren
2. we
3. restaurant
4. soep

Hij heeft een voetbal gevonden.
Pv =

Hij heeft een voetbal gevonden.
Ow =

Hij heeft een voetbal gevonden.
Het gezegde is

Hij heeft een voetbal gevonden.
Het lijdend voorwerp is

En nu: 

Aan de slag

Oefen verder met voorzetsels en andere woordsoorten in SCORE.

Zelf aan de slag

Van bladzijde 49 t/m 51-Les 3

Opdracht 1

Opdracht 2

Opdracht 3

Van bladzijde 54/55-Les 4

Opdracht 1

Opdracht 2

Deze gaan we klassikaal nakijken

Einde les