This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Bienvenue!
à la classe de français
Mettez les tables un par un
Slide 1 - Slide
français
néerlandais
Slide 2 - Slide
objectifs du cours
Ik kan ... 2a. woorden die te maken hebben met reizen correct vertalen (FN en NF) 4. woorden die te maken hebben met relatiescorrect vertalen (FN)
Slide 3 - Slide
Le test des mots d'unité 1
Prêt?
Tu travailles à l'object 2a (voir Learnbeat)
Slide 4 - Slide
La compétition entre les groupes
Slide 5 - Slide
vind als 1e een correct plaatje bij 'la chambre d'hôte'
Slide 6 - Open question
vind als eerste een correct plaatje bij 'l'appartement'
Slide 7 - Open question
vind als eerste een correct plaatje bij 'la ferme'
Slide 8 - Open question
vind als eerste een correct plaatje bij 'l'emplacement'
Slide 9 - Open question
vind als eerste een correct plaatje bij 'le mobil-home'
Slide 10 - Open question
parle-moi de l'image
Slide 11 - Slide
Welke onderwerpen komen voor in de tekst?
A
een activiteit organiseren
B
informatie vragen
C
een kamer reserveren
D
datum en prijzen
Slide 12 - Quiz
open je licentie: chapitre 9
Instructie: chapitre 9A, exercice 4 (oortjes!), 6, 7 (eind van de les!).
Prêt? Continue avec les tâche de 'leerdoel 2a' (voir Learnbeat)
Werk in stilte,
zodat iedereen zich kan concentreren
Slide 13 - Slide
Bonjour, je peux vous aider?
C'est pour quand?
Désolé, nous n'avons plus de place. Vous voulez réserver pour une autre date?
(zeg dat je wilt reserveren)
(geef aan voor welke periode)
Oui, d'accord. (zeg voor welke periode)
Slide 14 - Slide
objectifs du cours
Ik kan ... 2a. woorden die te maken hebben met reizen correct vertalen (FN en NF) 4. woorden die te maken hebben met relatiescorrect vertalen (FN) (=SO)