Herhaling

Hoe kan ik aan de afbeelding zien dat de hunebedden ná landbouwrevolutie zijn gemaakt?
A
De grote stenen kwamen hier pas tijdens de landbouwrevolutie.
B
Er woonden hier te weinig mensen om samen de hunebedden te maken.
C
Er wordt gebruik gemaakt van dieren.
D
Voor de landbouwrevolutie werden er geen mensen begraven
1 / 49
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Hoe kan ik aan de afbeelding zien dat de hunebedden ná landbouwrevolutie zijn gemaakt?
A
De grote stenen kwamen hier pas tijdens de landbouwrevolutie.
B
Er woonden hier te weinig mensen om samen de hunebedden te maken.
C
Er wordt gebruik gemaakt van dieren.
D
Voor de landbouwrevolutie werden er geen mensen begraven

Slide 1 - Quiz

Waar leefden de eerste boeren?
Kies de juiste letter
timer
0:20
A
Midden-Oosten en Noord-Afrika
B
Midden-Oosten en Europa
C
Noord-Afrika en Europa
D
Europa en Azie

Slide 2 - Quiz

Een andere naam voor deze periode is de prehistorie.
Wat past bij de prehistorie?
A
Tijd waarin mensen het schrift gebruiken
B
Geschreven bronnen
C
Ongeschreven bronnen
D
Tijd waarin mensen geen schrift hebben

Slide 3 - Quiz

wat hoort NIET bij nomaden?
A
Tenten en hutten
B
Rondtrekken
C
Jagen en verzamelen
D
Voorraad potten

Slide 4 - Quiz

De grotten in Lascaux (Frankrijk) zijn een
A
Historische bron
B
Geschreven bron
C
ongeschreven bron
D
Historische ongeschreven bron

Slide 5 - Quiz

Een kleitablet uit de steentijd is een

A
Geschreven bron
B
ongeschreven bron
C
Historische geschreven bron
D
Historische ongeschreven bron

Slide 6 - Quiz

⇒Het tegenovergestelde van de prehistorie is de historie. Welke bronnen kom je tegen in de historie?
A
Alleen ongeschreven bronnen
B
Alleen geschreven bronnen
C
Beide soorten bronnen
D
Geen bronnen

Slide 7 - Quiz

Waar leefden de eerste boeren?
Kies de juiste letter
timer
0:20
A
Midden-Oosten en Noord-Afrika
B
Midden-Oosten en Europa
C
Noord-Afrika en Europa
D
Europa en Azie

Slide 8 - Quiz

Een andere naam voor deze periode is de prehistorie.
Wat past bij de prehistorie?
A
Tijd waarin mensen het schrift gebruiken
B
Geschreven bronnen
C
Ongeschreven bronnen
D
Tijd waarin mensen geen schrift hebben

Slide 9 - Quiz

Middelen van bestaan zijn manieren om in leven te blijven.
Welke middelen van bestaan hadden de eerste mensen?
A
Wilde dieren en verzamelen
B
Jagers en boeren
C
Jagen en verzamelen
D
Boeren en verzamelaars

Slide 10 - Quiz

Wat hoort NIET bij Jagers en verzamelaars
A
Vissen vangen
B
Paddenstoelen plukken
C
Eieren zoeken
D
Geiten houden

Slide 11 - Quiz

wat hoort NIET bij nomaden?
A
Tenten en hutten
B
Rondtrekken
C
Jagen en verzamelen
D
Voorraad potten

Slide 12 - Quiz

Een Archeoloog bestudeert ongeschreven bronnen
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Ötzi is een historische ongeschreven bron.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

Een Egyptische farao was altijd een man
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Waarom was de Nijl zo belangrijk bij het ontstaan van het Egyptische Rijk?

Slide 16 - Open question

Door het landbouwoverschot ontstonden:
A
rattenplagen, omdat ze niet alles van het land konden halen.
B
zwemwedstrijden in de Nijl, omdat ze tijd over hadden
C
ambachten en (ruil)handel
D
voorraden

Slide 17 - Quiz

Wie was de Egyptische god van de zon?
A
Anubis
B
Isis
C
Osiris
D
Amon-Re/Ra

Slide 18 - Quiz

Hoe noem je de overgang van Jagers-verzamelaars naar boeren?
A
hiërarchische revolutie
B
nomadische revolutie
C
agrarische revolutie

Slide 19 - Quiz

Waarom was de Nijl voor het oude Egypte zo belangrijk?
A
Dankzij de jaarlijkse overstroming was de strook grond langs de Nijl vruchtbaar
B
De Nijl vormde een natuurlijke grens die Egypte beschermde tegen invallen van andere volkeren.
C
De Nijl was zo rijk aan vis dat er in Egypte een samenleving ontstond van jager-verzamelaars die in steden leefden.

Slide 20 - Quiz

Wie was de god/koning van het dodenrijk?
A
Horus
B
Amon
C
Osiris
D
Anubis

Slide 21 - Quiz


In de piramide is de samenleving van het oude Egypte in vier groepen verdeeld. Deze verdeling laat de verschillen in rijkdom en aanzien zien.

Welke twee zinnen zijn juist?

A
Een ambachtsman hoort in groep 2, een hogepriester hoort in groep 3.
B
Groep 1 is maar één man: de farao. In groep 4 horen de boeren.
C
Een lage ambtenaar hoort in groep 3, een ambachtsman hoort in groep 4.
D
Een gewone priester hoort in groep 3, een hoge ambtenaar hoort in groep 2.

Slide 22 - Quiz

Waarom was de steen van Rosette Belangrijk?
A
Er stond een recept op voor Egyptisch eten
B
Er stond een tekst op in drie verschillende talen
C
De steen werd gevonden door Nederlanders
D
De steen laat zien hoe rijk de Egyptenaren waren

Slide 23 - Quiz

Koning is de baas
A
Aristocratie
B
Democratie
C
Monarchie
D
Oliegarchie

Slide 24 - Quiz

Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert

Slide 25 - Quiz

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?

Griekse stadsstaat

Slide 26 - Open question

Slechts 20% van de Griekse grond is geschikt voor landbouw. Hoe losten de Grieken dit op?
A
Door te emigreren naar het noorden van Europa.
B
Door over te stappen op toerisme
C
Door over te stappen op handel
D
Door kolonies te stichtten

Slide 27 - Quiz

In Griekenland ontstond nijverheid (ambachten). Welk beroep hoort bij nijverheid (ambachten)?




A
Visser
B
Boer
C
Soldaat
D
Timmerman

Slide 28 - Quiz

Hoe noemen we het schervengericht van de Atheense democratie, waarmee machtige bestuurders konden worden verbannen, ook wel?

Slide 29 - Open question

Kruis aan, welke 2 eigenschappen passen bij de goden
A
de goden bemoeien zich nooit met de mensen
B
de goden zijn net als de mensen sterfelijk
C
de goden hebben menselijke karaktereigenschappen (kunnen net als de mensen vriendelijk en kwaad zijn)
D
de goden zijn onsterfelijk

Slide 30 - Quiz


Waar hield de filosoof Hippokrates zich mee bezig?
A
Filosofie
B
Geneeskunde
C
Natuurkunde
D
Geschiedenis

Slide 31 - Quiz

Wie wordt ook wel de ´vader van de Geschiedenis´ genoemd?
A
Herodotus
B
Socrates
C
Plato
D
Archimedes

Slide 32 - Quiz

Geef twee verschillen tussen de Atheense democratie en de democratie die wij in Nederland kennen.

Slide 33 - Open question

Griekenland bestond uit allemaal kleine staatjes. Toch hadden de Grieken het gevoel dat ze bijelkaar hoorden. Waar kwam dat door? Kruis de drie juiste antwoorden aan
A
ze hadden allemaal dezelfde opvoeding gehad
B
ze hadden dezelfde godenverhalen (mythen)
C
ze woonden allemaal aan de Middellandse Zee
D
ze spraken dezelfde taal het Grieks

Slide 34 - Quiz

Welke twee soorten toneelstukken waren erg populair bij de Grieken?

Slide 35 - Open question

Goed of fout?

Wetenschappers willen uitspraken doen over wat goed en kwaad is.
A
Goed
B
Fout

Slide 36 - Quiz

Goed of fout?

Athene en Sparta hadden een andere cultuur.
A
Goed
B
Fout

Slide 37 - Quiz

Welke wetenschap hoort bij de volgende filosoof?

Pythagoras
A
Geschiedenis
B
Natuurkunde
C
Wiskunde
D
Politiek

Slide 38 - Quiz

Perzische Oorlogen
Oorzaak





Gevolg
Peloponnessische Oorlog 
Oorzaak




Gevolg
TERUGBLIK
Perzen verslagen
Griekse stadstaten verzwakt
Ionische Opstand
Oprichting Delisch-Attische Zeebond met Athene als hoofd

Slide 39 - Drag question


Zijn de stellingen juist of onjuist? Kies het juiste antwoord 
1: Het Hellenisme is een gevolg van de veroveringen van Alexander
2: Het Hellenisme veroorzaakte de verzwakking van Athene en Sparta

A
Stelling 1 is juist Stelling 2 is onjuist
B
Stelling 1 is onjuist Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 40 - Quiz


Leg uit in één zin uit welke bron het beste past bij het begrip Hellenisme. 
Gebruik de bron 

Slide 41 - Open question

Welke polis is dit?
A
Athene
B
Sparta

Slide 42 - Quiz

Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch

Slide 43 - Drag question

Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch

Slide 44 - Drag question

Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch

Slide 45 - Drag question

Deze zuil is:
Dorisch
Ionisch
Korintisch

Slide 46 - Drag question

8. welke van de onderstaande omschrijvingen is de beste omschrijving van een Griekse Burger?
A
Vrije mensen wiens ouders in die stadstaat geboren waren
B
Vrije mannen wiens ouders in die stadstaat geboren waren
C
Vrije mannen die in Griekenland geboren waren
D
mannen en jongens wiens ouders in die stadstaat geboren waren

Slide 47 - Quiz

Atheense democratie
Moderne democratie
11. Slepen
direct
indirect
politieke partijen
parlement
aanwezigheidsplicht
vrouwen

Slide 48 - Drag question

12. Waarom werd het Rijk van Alexander de Grote kleiner na zijn dood?

Slide 49 - Open question