3H: H1 - Bron D + H

3HAVO - "rep" prep
Repetitie voorbereiding:
Hoofdstuk 1
 Bron D: het bijvoeglijk naamwoord
Bron H: regelmatige werkwoorden -re
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3HAVO - "rep" prep
Repetitie voorbereiding:
Hoofdstuk 1
 Bron D: het bijvoeglijk naamwoord
Bron H: regelmatige werkwoorden -re

Slide 1 - Slide

Onderdeel 1
De regelmatige werkwoorden op -re
de présent
de passé composé

Slide 2 - Slide

Combine les verbes!
attendre
entendre
perdre
rendre
répondre
vendre
antwoorden
horen
teruggeven
verliezen
verkopen
wachten

Slide 3 - Drag question

Regelmatige ww op -re (2)
VENDRE (= verkopen)   - Présent = tegenwoordige tijd                         Je vends
Tu vends
Il/elle/on vend
Nous vendons
Vous vendez
Ils/elles vendent
Attention! Twee regels:
1) STAM = hele ww - RE
2) STAM+ UITGANG

Slide 4 - Slide

Kies de goede vorm van het ww.
Tu (vendre, présent) ta maison.
A
vends
B
vend
C
vendons
D
vendez

Slide 5 - Quiz

Kies de goede vorm van het ww.
Paul (attendre, présent) ses parents.
A
attends
B
attend
C
attendons
D
attendent

Slide 6 - Quiz

Kies de goede vorm van het ww.
Vous (répondre, présent) au mail.

Slide 7 - Open question

Regelmatige ww op -re (3)
VENDRE (= verkopen)   - Passé composé = verleden tijd

J'ai vendu                             Ik heb verkocht
Elle a répondu                    Zij heeft geantwoord
Nous avons attendu        Wij hebben gewacht

Wat gebeurt er hierboven? Wat is de regel ook alweer?

Slide 8 - Slide

Zet in de juiste vorm.
Tu (répondre, passé composé)

Slide 9 - Open question

Zet in de juiste vorm.
Max (rendre, passé composé) le livre.

Slide 10 - Open question

Zet in de juiste vorm.
Vous (perdre, passé composé).

Slide 11 - Open question

Onderdeel 2
Het bijvoeglijk naamwoord
algemene regels
uitzonderingen

Slide 12 - Slide

bijvoeglijke naamwoorden in het Frans

Slide 13 - Mind map

Bijvoeglijke naamwoorden
Ma matière préférée est l'histoire.
Mon prof préféré est Monsieur x.

Pourquoi?
Parce que l'histoire est ...
Parce qu'il est ...

Slide 14 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Vul de juiste vorm in:
La semaine _____________ (dernier)

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Let op bij klinkerbotsing

nouveau wordt nouvel
un nouvel ami
beau wordt bel
un bel hôtel
vieux wordt vieil
un vieil homme
;

Slide 21 - Slide

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 22 - Quiz

Vertaal:
La voiture est très (oud) _____________

Slide 23 - Open question

Vertaal:
C'est une (lange) _________ route pour aller à Paris.

Slide 24 - Open question

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord. 
Behalve het rijtje hieronder, de zogenaamde 12 musketiers. Die moet je uit je hoofd leren. Alleen deze staan dus VOOR het zelfstandig naamwoord:

Bon / Beau / Joli
Haut / long / petit
Jeune / grand
Vieux / mauvais 
Nouveau / Gros

Slide 25 - Slide

une.... page......
(blanc)

Slide 26 - Open question

un..... jean......
(nouveau)

Slide 27 - Open question

une....actrice.......
(joli)

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

curieux, curieuse
malheureux, malheureuse
fou, folle
créatif, créative
léger, légère
lourd, lourde
rond, ronde
carré, carrée
indispensable 
dernier, dernière
occupé, occupée
amusant, amusante
stupide, stupide

petit, petite
timide, timide
mauvais, mauvaise
terrible, terrible
excellent, excellente
jeune, jeune
triste, triste
noir, noire
seul, seule
vrai, vraie
bon, bonne
préféré, préférée

Slide 30 - Slide