Geld, deel 2

Ander woord voor geld?
1 / 14
next
Slide 1: Mind map
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ander woord voor geld?

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Video

de intrinsieke waarde is de waarde van geld die op het biljet/munt staat
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Voor gouden munten waarvan de materiaalwaarde overeenkomt met de op de munt vermelde waarde geldt:
A
nominale waarde = intrinsieke waarde
B
nominale waarde > intrinsieke waarde
C
nominale waarde < intrinsieke waarde

Slide 4 - Quiz

Herhaling: waardes van geld
  • Nominale waarde; staat op het geld aan gegeven.
  • Intrinsieke waarde; is de materiaalwaarde van het geld (Nominale waarde > intrinsieke waarde, waarom?).

Slide 5 - Slide

Externe waarde euro: Vakantie in Turkije

2021: €1,- = 18 Lira
2022: €1,- = 22 Lira

Een vakantie kost 18000 Lira. Bereken het prijsverschil voor een Nederlander tussen de twee jaren. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Functies van geld
Geld heeft drie functies:
  • De ruilfunctie
  • De rekenfunctie
  • De oppotfunctie

Slide 8 - Slide

Chartaal geld: het tastbare geld. De munten en biljetten.
Giraal geld: onzichtbare geld, geld op je betaalrekening
Twee soorten geld:

Slide 9 - Slide

Betaalmiddelen

- ApplePay/Smartphone- 
- munten, bankbiljetten
- pinpas 
- creditcard
- acceptgiro
- overschrijvingskaart

Slide 10 - Slide

Opdrachten
1 t/m 12, paragraaf 4

Af? Begin maken met paragraaf 6. 

Slide 11 - Slide

Jelte gaat met zijn pinpas een bedrag van €70 euro uit de geldautomaat halen. Wat gebeurt er?
A
Het chartale geld en het girale geld is afgenomen
B
Het chartale geld is afgenomen maar het girale geld is toegenomen
C
Het chartale geld is toegenomen maar het girale geld is afgenomen
D
Het chartale geld en het girale geld is toegenomen

Slide 12 - Quiz

Anke heeft begroot dat ze € 1200 nodig zal hebben voor haar vakantie in Frankrijk. Hier is sprake van geld als:
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
oppotmiddel

Slide 13 - Quiz

Giraal geld
Indirecte ruil
Maatsch. geld- hoeveelheid
Nominale waarde
Fiduciair geld
Geld op betaalrekeningen
Ruilen via geld
Chartaal + giraal geld bij publiek
Waarde die er op staat
Geld gebaseerd op vertrouwen

Slide 14 - Drag question