What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1.4 De waarde van geld
H1.4 De waarde van geld
Lesdoelen:
Welke vier waardes heeft geld?
Welke drie functies heeft geld?
Welke soorten geld zijn er?
Programma
Terugblik par. 1.3
Uitleg par. 1.4
Zelfstandig werken
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
6 videos
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
H1.4 De waarde van geld
Lesdoelen:
Welke vier waardes heeft geld?
Welke drie functies heeft geld?
Welke soorten geld zijn er?
Programma
Terugblik par. 1.3
Uitleg par. 1.4
Zelfstandig werken
Slide 1 - Slide
Terugblik par. 1.3
Slide 2 - Slide
Wat is directe ruil?
A
Ruilen zonder geld
B
Ruilen met geld
Slide 3 - Quiz
Waarom ruilden mensen vroeger alleen op directe wijze?
Slide 4 - Open question
Leg uit waarom de arbeidsproductiviteit stijgt als de arbeidsverdeling toeneemt
Slide 5 - Open question
Je koopt een shirt in een kledingwinkel en pint het bedrag.
Hier is sprake van:
A
directe ruil
B
indirecte ruil
Slide 6 - Quiz
Waarom zorgt specialisatie voor een verhoogde arbeidsproductiviteit?
Slide 7 - Open question
Je bent toch niet tevreden en brengt het shirt terug naar de winkel om je geld terug te krijgen. Dat is:
A
directe ruil
B
indirecte ruil
Slide 8 - Quiz
Naomi ruilt een blouse voor een sieraad met haar vriendin.
Dat is:
A
directe ruil
B
indirecte ruil
Slide 9 - Quiz
Je ontvangt aan het einde van het jaar rente over het saldo op je spaarrekening. Dat is:
A
directe ruil
B
indirecte ruil
Slide 10 - Quiz
Paragraaf 1.4
De waarde van geld
Slide 11 - Slide
Geld
Slide 12 - Mind map
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
Par 1.4: 4 waardes van geld
Nominale waarde;
staat op het geld aan gegeven.
Intrinsieke waarde;
is de materiaalwaarde van het geld (Nominale waarde > intrinsieke waarde, waarom?).
Slide 15 - Slide
Par 1.4: 4 waardes van geld
Interne waarde
;
staat voor de hoeveelheid goederen en diensten die je in eigen land met een euro koopt.
Externe waarde
;
staat voor de hoeveelheid buitenlands geld die je met een euro koopt.
Slide 16 - Slide
Intrinsiek waarde
Nominale waarde
Slide 17 - Slide
Geld is vertrouwen
Vertrouwen is onwijs belangrijk
Fudiciair geld
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Functies van geld
Geld heeft drie functies:
De ruilfunctie
De rekenfunctie
De oppotfunctie
Slide 20 - Slide
Chartaal geld:
het tastbare geld. De munten en biljetten.
Giraal geld
:
onzichtbare geld, geld op je
betaal
rekening
Twee soorten geld:
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Betaalmiddelen
- munten, bankbiljetten
- pinpas
- creditcard
- acceptgiro
- overschrijvingskaart
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Oefenen
Slide 25 - Slide
De ruilfunctie
De rekenfunctie
De oppotfunctie
Je koopt een auto
Je rekent hoeveel appels één banaan waard is
Je legt een pot met geld onder je bed voor later
Slide 26 - Drag question
de intrinsieke waarde is de waarde van geld die op het biljet/munt staat
A
waar
B
niet waar
Slide 27 - Quiz
Voor gouden munten waarvan de materiaalwaarde overeenkomt met de op de munt vermelde waarde geldt:
A
nominale waarde = intrinsieke waarde
B
nominale waarde > intrinsieke waarde
C
nominale waarde < intrinsieke waarde
Slide 28 - Quiz
Als je een 2 euro munt hebt die volledig van goud gemaakt is welke stelling klopt dan?
A
De intrinsieke waarde is hoger dan de interne waarde
B
De nominale waarde is hoger dan de intrinsieke waarde
C
De nominale waarde is hoger dan de interne waarde
D
De intrinsieke waarde is hoger dan de nominale waarde
Slide 29 - Quiz
Giraal geld
Indirecte ruil
Maatsch. geld- hoeveelheid
Nominale waarde
Fiduciair geld
Geld op betaalrekeningen
Ruilen via geld
Chartaal + giraal geld bij publiek
Waarde die er op staat
Geld gebaseerd op vertrouwen
Slide 30 - Drag question
Anke heeft begroot dat ze € 1200 nodig zal hebben voor haar vakantie in Frankrijk. Hier is sprake van geld als:
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
oppotmiddel
Slide 31 - Quiz
Wat is chartaal geld?
A
Alle briefjes en munten
B
Spaarrekening
C
Bankrekening
D
Bitcoin
Slide 32 - Quiz
Bij 40 uur werken zal zij 40 × € 4,50 = € 180 (c) per week zal ontvangen.
Hiervan zet ze € 150 op een spaarrekening (d).
De functie bij (c) is ........ en bij (d) is ........ .
A
c = ruilmiddel en d = spaarmiddel
B
c = rekenmiddel en d = spaarmiddel
C
c = spaarmiddel en d = spaarmiddel
D
c = spaarmiddel en d = spaarmiddel
Slide 33 - Quiz
Intrinsieke waarde
Nominale waarde
Interne waarde
Externe waarde
Waarde van het materiaal
Waarde die op de munt staat
Koopkracht van het geld
Wisselkoers
Slide 34 - Drag question
Slide 35 - Video
Maken van 1.4 de opgaven
* 2, 3, 4, 5, 7, 8, 10 en 11.
Slide 36 - Slide
More lessons like this
3HV H1.4 de waarde van geld
September 2022
- Lesson with
32 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Waarde van geld
October 2023
- Lesson with
18 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3HV H1 Paragraaf 4. De waarde van geld
May 2022
- Lesson with
26 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H3 H1.4 de waarde van geld
September 2024
- Lesson with
12 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H3 H1.4 de waarde van geld
October 2024
- Lesson with
11 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H3 H1.4 de waarde van geld
September 2024
- Lesson with
12 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H3 H1.4 de waarde van geld
September 2024
- Lesson with
12 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H2.2 de waarde van geld
October 2024
- Lesson with
13 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3