In deze tekening zie je een tapir met haar jong. Het jonge dier heeft hetzelfde genotype als het volwassen dier.
A
ja
B
nee
1 / 41
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
In deze tekening zie je een tapir met haar jong. Het jonge dier heeft hetzelfde genotype als het volwassen dier.
A
ja
B
nee
Slide 1 - Quiz
In deze tekening zie je een tapir met haar jong. Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.
A
ja
B
nee
Slide 2 - Quiz
Alle kinderen uit één gezin hebben hetzelfde DNA.
A
ja
B
nee
Slide 3 - Quiz
Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quiz
Geslachtelijke voortplanting
Elke bevruchting is het een nieuwe mix van de chromosomen uit de mannelijke en vrouwelijke geslachtscel.
En elke geslachtscel heeft een andere 'helft'.
Dus ELKE nakomeling heeft een ander genotype.
Slide 5 - Slide
In de kern van een lichaamscel van een mens zitten 46 chromosomen.
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quiz
Aantal Chromosomen
- Elk organismen een eigen aantal
- Lichaamscel: komen chromosomen in paren voor dus altijd een even aantal
- Geslachtscel: komen chromosomen enkelvoudig voor (kan even of oneven zijn)
Slide 7 - Slide
Een albino is een mutant.
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quiz
Mutatie
= plotselinge verandering van het genotype door een mutagene stof (asbest, UV straling, rontgen, sigarettenrook)
Slide 9 - Slide
Bij de productie van bier en zuurkool wordt biotechnologie toegepast.
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quiz
Biotechnologie
Technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten voor mensen te maken.
Slide 11 - Slide
Elke celkern in de longen van een koe bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van die koe.
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
In de kern van een cel van een kat zitten 19 chromosomen. Deze cel is een lichaamscel.
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quiz
Alle eicellen van een vrouw hebben hetzelfde genotype.
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quiz
Geslachtcellen
Elke geslachtcel is een nieuwe samenstelling van chromosomen. Van elke eigenschap 1 helft.
Slide 15 - Slide
Een labradorhond en een herdershond behoren tot dezelfde soort.
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quiz
Dezelfde soort
Je behoort tot dezelfde soort:
Als je vruchtbare nakomelingen kan krijgen
Slide 17 - Slide
Hoeveel miljoen jaar geleden begon de ontwikkeling van de apen van de oude wereld als aparte groep? (klik op afbeelding voor groter versie)
A
Ongeveer 25 miljoen jaar geleden.
B
Ongeveer 35 miljoen jaar geleden.
C
Ongeveer 37 miljoen jaar geleden.
D
Ongeveer 43 miljoen jaar geleden.
Slide 18 - Quiz
Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant?
(klik op afbeelding voor groter versie)
A
Aan de apen van de nieuwe wereld.
B
Aan de apen van de oude wereld.
C
Aan de chimpansees.
D
Aan de gibbons.
Slide 19 - Quiz
Verwantschap
Kijk naar het kruispunt die het minst langst geleden was. De organismen die daar samenkomen hebben de meeste overeenkomsten en zijn dus nauw verwant.
Slide 20 - Slide
Wat is evolutie?
A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.
Slide 21 - Quiz
Overleven en nakomelingen
- als een organisme gunstige eigenschappen heeft dan kan het overleven
- Als een organisme kan overleven dan kan het voortplanten
- voortplanting = blijven bestaan en goede eigenschappen doorgeven.
Slide 22 - Slide
Wat is natuurlijke selectie?
A
Als mensen de beste zaden gebruiken om te planten.
B
Als mensen de mooiste honden gebruiken voor nesten.
C
Als roofdieren de opvallendste uit de groep vangen.
D
Als een ziekte de helft van de groep uitroeit.
Slide 23 - Quiz
Natuurlijke selectie
versus kunstmatige selectie.
Door de natuur geselecteerd dus niet door mensen. De organismen met gunstige erfelijke eigenschappen zijn het best aangepast en kunnen overleven.
Slide 24 - Slide
Leer ook
- rudimentaire organen
- overeenkomsten in bouw
Slide 25 - Slide
Stamboom puzzelen
Zoek de plek!!
2 dezelfde ouders
die een ander
kind krijgen:
Aa x Aa
: kinderen Aa / AA / aa
Slide 26 - Slide
Tips
- woordenboek mee
- vergelijking: dan 2 dingen uitleggen
- gebruik woorden uit de tekst of verhaal
- vul ALLES in
- je mag markeren / tekenen / schrijven op de toets
- dus je mag al dingen opschrijven om je hoofd leeg te maken voordat je begint.
Slide 27 - Slide
SUCCES, jullie kunnen het!
- oefenen
- lezen
- kijken
Stuur me een berichtje als je een vraag hebt, gewoon doen!
Slide 28 - Slide
Bij mensen zitten in iedere celkern 46 chromosomen. Een ouderpaar heeft twee dochters. De dochters berekenen hoeveel van hun chromosomen, in theorie, precies hetzelfde kunnen zijn.
Hoeveel chromosomen kunnen er maximaal hetzelfde zijn bij de twee dochters?
A
22
B
23
C
45
D
46
Slide 29 - Quiz
Er is een gen voor oorlelletjes die vastzitten aan het hoofd en een gen voor oorlelletjes die loshangen. Een man heeft loshangende oorlelletjes en heeft voor deze eigenschap twee ongelijke genen. twee cellen van deze man zijn:
1: een cel in een oorlelletje 2: een zaadcel
In welke van deze cellen is in de celkern ZEKER het gen voor vastzittende oorlelletjes aanwezig?
A
Alleen in cel 1
B
Alleen in cel 2
C
D
in de cellen 1 en 2
Slide 30 - Quiz
Lees de volgende tekst en bekijk afbeelding 5.
Deze tekst en afbeelding 5 horen bij vraag 25 en 26.
Fossiele vis op het land
In 2006 ontdekten wetenschappers in Canada fossielen van krokodilachtige vissen.
De fossielen laten zien hoe vissen ongeveer 380 miljoen jaar geleden
als viervoeter uit het water zijn gekropen.
Het fossiele dier wordt Tiktaalik roseae (grote ondiepwatervis) genoemd en
is bijzonder, omdat het dier als mengeling van vis en viervoeter een gat in de bestaande evolutionaire stamboom opvult.
Het fossiel heeft als vissenkenmerken de primitieve kaak, de ruitvormige
schubben en de vinnen.
Kenmerkend voor een viervoeter zijn de beweegbare nek en de stevige ribbenkast.
Tiktaalik
Slide 31 - Slide
dd
Afb. 4 Tiktaalik
Afb. 5 Geologische tijdperken en de ontwikkeling van gewervelden(klik op afbeelding voor grote versie).
Slide 32 - Slide
Vraag 25 Van welke twee opeenvolgende diergroepen van de gewervelden is de Tiktaalik een tussenvorm?
Slide 33 - Open question
Op twee eilanden in de Stille Oceaan komen vinken(afb. 6) voor die sterk op elkaar lijken. Alleen de bouw van de snavel verschilt, doordat die is aangepast aan het beschikbare voedsel.
Een bioloog stelt vast dat de vinken op het ene eiland tot een andere soort behoren dan de vinken op het andere eiland. Hij veronderstelt dat deze twee vinkensoorten zijn ontstaan uit een groep van één soort voorouders die van het vasteland waren overgevlogen.
Afb. 6 Twee vinken
Slide 34 - Slide
Hieronder staan twee gebeurtenissen die hebben kunnen bijdragen aan het ontstaan van deze soorten Vinken 1. De groep voorouders heeft zich gesplitst: het ene deel vestigde zich op het ene eiland, het andere deel op het andere eiland. 2. Op een bepaald moment zijn er geen vogels meer van het ene naar het andere eiland gevlogen. Is gebeurtenis 1 noodzakelijk voor het ontstaan van de twee soorten? En gebeurtenis 2? Leg je antwoord uit.
Slide 35 - Open question
In het begin van de vorige eeuw werd in een kleilaag in het Limburgse Tegelen een aantal mooie fossielen ontdekt. Er werden onder andere fossiele apen gevonden. De onderzoeker wilde weten hoe oud de kleilaag was. Daarom vergeleek hij de laag uit Tegelen met twee lagen met fossielen uit Duitsland.
Vergelijk de vindplaatsen I en II. Wat is de juiste volgorde van de fossielen a, f en 6 van oud naar jong?
A
a-f-6
B
a-6-f
C
f-a-6
D
f-6-a
Slide 36 - Quiz
Kijk naar vindplaatsen II en III. Welke aardlaag is het oudst?
Slide 37 - Open question
Kijk naar vindplaatsen II en III. Aardlagen c en s zijn even oud.
Welke aardlagen zijn het jongst?
A
b en q
B
a en p
C
e en u
D
d en t
Slide 38 - Quiz
Wat hebben de vondsten van fossielen bijgedragen aan de ontwikkeling van de evolutietheorie?
A
Ze laten zien dat het heel lang duurt voordat soorten veranderen.
B
Ze laten zien dat soorten aan elkaar verwant zijn.
C
Ze laten zien dat soorten na verloop van tijd kunnen uitsterven.
D
Ze laten zien dat soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.
Slide 39 - Quiz
In afbeelding 9 is een krokusknol met enkele scheuten getekend. De scheuten kunnen van de knol worden gehaald en verder groeien als afzonderlijke planten.
Is dit een voorbeeld van geslachtelijke voortplanting of van ongeslachtelijke voortplanting? Leg je antwoord uit.
Slide 40 - Open question
Na het stekken blijkt dat de nieuw ontstane planten verschillende fenotypen hebben. Hoe kan dat?