Wat moet je kunnen voor de toets?
- strategieën voor het achterhalen van de betekenis van moeilijke woorden toepassen (les 2)
- de soorten vragen bij een tekst benoemen (les 3)
- het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst benoemen (les 4)
- het tekstdoel benoemen (les 4)
- feiten en meningen in een tekst onderscheiden (les 4)
- inleiding, kern en slot in een tekst aanwijzen (les 5)
- rode draad in de kern herkennen (les 5)
- vragen over teksten beantwoorden: algemene vragen, vragen over structuur, vragen over woorden, vragen over de inhoud en kritische vragen.