H4 NN Formuleren: trappen van vergelijking en als / dan

Nieuw Nederlands H4  
Trappen van vergelijking


Taalverzorging fomuleren


1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nieuw Nederlands H4  
Trappen van vergelijking


Taalverzorging fomuleren


Slide 1 - Slide

Denk eens na:
Waarmee of met wie vergelijk jij jezelf wel eens?

Schrijf dit in een zin op, in je schrift.

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je kunt bij vergelijkingen de stellende, vergrotende of  overtreffende trap gebruiken.

Je weet wanneer je als of dan moet gebruiken.

Waarom? Je moet een vergelijking goed op kunnen schrijven in een tekst, verhaal of brief.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Tip
Onthoud:
Hetzelfde als..... of net zo als
Groter dan.......

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Pak je vergelijking erbij
Welke trap heb je gebruikt bij de vergelijking aan het begin van de les?

Slide 11 - Slide

Aan het werk
Bladzijde 116 opdracht 1 - 2 - 3 

Klaar?
Leren voor je PTA Woordenschat en Taalverzorging H3 en H4

Om 10:20 uur gaan we een quiz doen.

Slide 12 - Slide

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Als of dan?
Ik vind voetbal net zo leuk ................ basketbal.

A
dan
B
als

Slide 14 - Quiz

Je gebruikt als bij een .............trap.

A
overtreffende
B
stellende
C
vergrotende

Slide 15 - Quiz

De vergrotende trap maak je door
-er of -der
achter het woord te zetten.

A
Onjuist
B
Juist

Slide 16 - Quiz

De stellende trap schrijf je zo ................. mogelijk.

A
lang
B
simpel
C
moeilijk

Slide 17 - Quiz

De overtreffende trap maak je meestal door
het voor het woord en -st
achter het woord te zetten.

A
Onjuist
B
Juist

Slide 18 - Quiz

Basketballen vind ik leuker.
Mijn moeder is dapperder.
Dit is een .............. trap

A
stellende
B
overtreffende
C
vergrotende

Slide 19 - Quiz

Voetballen vind ik leuk.
Mijn broertje is dapper.
Dit is een ................trap

A
overtreffende
B
stellende
C
vergrotende

Slide 20 - Quiz

Als of dan?
Mijn broertje is even dapper .............. ik.
A
dan
B
als

Slide 21 - Quiz

Volleyballen vind ik het leukst.
Ik ben het dapperst.
Dit is een .............. trap
A
vergrotende
B
overtreffende
C
stellende

Slide 22 - Quiz

Je gebruikt dan bij een ..................... trap.

A
overtreffende
B
vergrotende
C
stellende

Slide 23 - Quiz

Als of dan?
Ik ben dapperder .............. mijn moeder.

A
als
B
dan

Slide 24 - Quiz

Als of dan?
Ik vind volleybal leuker ...............voetbal.

A
als
B
dan

Slide 25 - Quiz

Deze trui vind ik ................. .................... die.

A
mooier als
B
mooi als
C
mooier dan
D
mooi dan

Slide 26 - Quiz

Boontjes vind ik net zo ........... ........... doperwten.

A
lekker dan
B
lekker als
C
lekkerder dan
D
lekkerder als

Slide 27 - Quiz

Onze televisie is even ............... ................... jullie televisie.

A
groot dan
B
groter als
C
groot als
D
groter dan

Slide 28 - Quiz

Mijn scooter rijdt .............. ................... die van jou.

A
snel als
B
sneller als
C
sneller dan
D
snel dan

Slide 29 - Quiz

Hoe schrijf je de overtreffende trap van vies?

Slide 30 - Open question

Welke zin is goed geformuleerd?
A
Hij vindt jou leuker dan ik
B
Hij vindt jou leuker als ik

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide