Herhaling Interne organisatie - havo 4

De stichting en de vereniging
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De stichting en de vereniging

Slide 1 - Slide

Een stichting is een commerciële organisatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Wat is een verschil tussen een vereniging en een stichting?
A
Een vereniging heeft als doel winst maken
B
Een vereniging heeft leden
C
Een stichting heeft een bestuur
D
Een stichting maakt winst als doel

Slide 3 - Quiz

Wat is het grootste verschil tussen de bv/nv en de stichting/vereniging?
A
De nv/bv zijn rechtspersonen
B
De bv/nv heeft bestuurders
C
De bv/nv zijn op winst gericht
D
De bv/nv moet per notariële akte worden opgericht

Slide 4 - Quiz

Mag een vereniging of stichting activiteiten uitvoeren waarmee winst wordt behaald?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Bestuurders zijn juridisch aansprakelijk voor de schulden van de vereniging
A
VBR (Vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid)
B
VVR (vereniging met volledige rechtsbevoegdheid)

Slide 6 - Quiz

Organisatiestructuren

Slide 7 - Slide

accounting, sales, personeelszaken.. zijn
A
staf-afdelingen
B
ondersteunende afdelingen
C
leidinggevenden
D
lijn-afdelingen

Slide 8 - Quiz

Benoem de juiste horizontale organisatiestructuur.  

Slide 9 - Slide


A
functie- product - geografisch - organisatie
B
functie - afdeling - geografisch - afdeling
C
product - markt - geografisch - functie
D
allemaal Functionele indelingen

Slide 10 - Quiz

Hoe ...(1) opgeleid het personeel en hoe ...(2) de manager kan delegeren, hoe groter het omspanningsvermogen
A
1 hoger 2 beter
B
1 hoger 2 slechter
C
1 lager 2 beter
D
1 lager 2 slechter

Slide 11 - Quiz

Leiderschap en motivatie

Slide 12 - Slide

Autoritair leiderschap
Democratisch leiderschap
Consultatief leiderschap
We beslissen samen!
Ik neem het mee, bedankt!
Ik ben de baas!

Slide 13 - Drag question

Motivatie
Je doet je best op school, omdat je het belangrijk vindt dat je ouders trots op je zijn
Over welk type motivatie gaat het hier?
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie

Slide 14 - Quiz

McGregor
Een manager gaat er vanuit dat zijn personeel weinig ambitie heeft en niet van werken houdt.
Welk mensbeeld heeft deze manager?
A
Mensbeeld X
B
Mensbeeld Y

Slide 15 - Quiz

Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Niveau 1
Niveau 5
Fysiologische behoeften
Behoefte aan veiligheid en zekerheid
Behoefte aan sociaal contact en liefde
Behoefte aan aanzien en waardering
Behoefte aan zelfverwerkelijking

Slide 16 - Drag question

Pyramide van Maslow

Slide 17 - Slide


Maslow
Als leidinggevende kun je bijvoorbeeld iemands arbeidsmotivatie vergroten door iemand een vaste baan te geven. Welke behoefte wordt hiermee ingevuld?

A
Sociaal contact en liefde
B
Fysiologische behoeften
C
Zelfverwerkelijking
D
Veiligheid en zekerheid

Slide 18 - Quiz

Maslow
Anna is bereid om hard te werken voor goede schoolresultaten. Voor zichzelf vindt Anna dat eigenlijk niet zo belangrijk. Tot welke behoeftecategorie van Maslow behoort het gedrag van Anna?

A
Sociaal contact en liefde
B
Aanzien en waardering
C
Zelfverwerkelijking
D
Veiligheid en zekerheid

Slide 19 - Quiz

Maslow
Als je talent hebt en dat kunt benutten en verder ontwikkelen, maakt dat dat je beter in je vel zit, gelukkiger bent, meer plezier hebt in je werk en beter presteert. Op welk niveau in Maslows behoeftehiërarchie heeft dit betrekking?

A
Sociaal contact en liefde
B
Zelfverwerkelijking
C
Veiligheid en zekerheid
D
Fysiologische behoeften

Slide 20 - Quiz