2A3 - Oefentoets Kapitel 3

2A3 - Oefentoets Kapitel 3
1 / 49
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

2A3 - Oefentoets Kapitel 3

Slide 1 - Slide

Inhoud oefentoets
  • Woordjes 
  • Grammatik A (Zeitangaben)
  • Grammatik B (Starke Verben)
  • Grammatik C (Satzanalyse)
  • Grammatik D (Der- en ein-Gruppe in de eerste en vierde naamval)

Slide 2 - Slide

Vertaal:
die Weltmeisterschaft

Slide 3 - Open question

Vertaal:
die Ausrede

Slide 4 - Open question

Vertaal:
die Nachhilfe

Slide 5 - Open question

Vertaal:
bereits

Slide 6 - Open question

Vertaal:
badmintonnen

Slide 7 - Open question

Vertaal:
zeilen

Slide 8 - Open question

Vertaal:
aardrijkskunde

Slide 9 - Open question

Grammatik A - Zeitangaben

Slide 10 - Slide

Welk voorzetsels moet je gebruiken?

... Freitag habe ich Deutschunterricht.
A
Im
B
Am
C
Um
D
Von...bis

Slide 11 - Quiz

Welk voorzetsel moet je gebruiken?

... Sommer haben wir Sommerferien.
A
Im
B
Am
C
Um
D
Von...bis

Slide 12 - Quiz

Welk voorzetsel moet je gebruiken?

Ich habe .... Uhr Klavierunterricht.
A
Im
B
Am
C
Um
D
Von...bis

Slide 13 - Quiz

Welk voorzetsel moet je gebruiken?

Heute Abend haben wir ... neun Uhr eine Party.
A
Im
B
Am
C
Um
D
Von...bis

Slide 14 - Quiz

Wie spät ist es? Es ist..

Slide 15 - Open question

Wie spät ist es? Es ist..

Slide 16 - Open question

Wie spät ist es? Es ist..

Slide 17 - Open question

Wie spät ist es? Es ist..

Slide 18 - Open question

Grammatik B - Starke Verben

Slide 19 - Slide

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Marie, was ...... du? (essen)

Slide 20 - Open question

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Ich .... in einer Stunde nach Berlin. (fahren)

Slide 21 - Open question

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Er ..... sie nicht in Ruhe essen. (lassen)

Slide 22 - Open question

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Du .... zu schnell! (laufen)

Slide 23 - Open question

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

..... ihr ins Kino? (gehen)

Slide 24 - Open question

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Ich .... dich jetzt allein. (lassen)

Slide 25 - Open question

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Wann .... wir das Spiel? (sehen)

Slide 26 - Open question

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:

Welches Eis .... du? (nehmen)

Slide 27 - Open question

Grammatik C - Satzanalyse

Slide 28 - Slide

Welke vraag moet ik stellen om het onderwerp te vinden?

Slide 29 - Open question

Welke vraag moet ik stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 30 - Open question

Welke vraag moet ik stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 31 - Open question

Stefan muss heute Mathe lernen.

Welke functie heeft 'Mathe'?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 32 - Quiz

Gibst du Mark bitte den Stift zurück?

Welke functie heeft 'Mark'?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 33 - Quiz

Tanja hält Frau Schäfer die Tür auf.

Welke functie heeft 'Frau Schäfer' ?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 34 - Quiz

Pia hält morgen ein Referat.

Welke functie heeft 'Pia'?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 35 - Quiz

Pia hält morgen ein Referat.

Welke functie heeft 'ein Referat'?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 36 - Quiz

Grammatik D - De der- en de ein-groep in de eerste en vierde naamval

Slide 37 - Slide

Bij welke groep hoort het woord:

manch-
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 38 - Quiz

Bij welke groep hoort het woord:

dies-
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 39 - Quiz

Bij welke groep hoort het woord:

dein
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 40 - Quiz

Bij welke groep hoort het woord:

das
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 41 - Quiz

Bij welke groep hoort het woord:

unser
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 42 - Quiz

Vervoeg het lidwoord op de juiste manier:

Ich sehe (de) Mann (m).

Slide 43 - Open question

Vervoeg het lidwoord op de juiste manier:

Siehst du irgendwo (het) .... Heft? (o)

Slide 44 - Open question

Vervoeg het woord op de juiste manier:

Welch.... Schuhe (mv) wirst du tragen?

Slide 45 - Open question

Vervoeg het woord op de juiste manier:

Timo möchte (zijn) ... Taschenrechner (m) verkaufen.

Slide 46 - Open question

Vervoeg het woord op de juiste manier:

Hast du (een) gute Note (v) in Deutsch?

Slide 47 - Open question

Welk onderdeel/onderdelen ging(en) je goed af?
A
Zeitangaben
B
Starke Verben
C
Satzanalyse
D
Der- und ein-Gruppe

Slide 48 - Quiz

Met welk onderdeel moet je nog wat extra oefenen?
A
Zeitangaben
B
Starke Verben
C
Satzanalyse
D
Der- und ein-Gruppe

Slide 49 - Quiz