2H3 - Oefentoets Kapitel 3

2H1 - Oefentoets Kapitel 3
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

2H1 - Oefentoets Kapitel 3

Slide 1 - Slide

Inhoud oefentoets
  • Woordjes
  • Grammatik A (Zinsontleding)
  • Grammatik B (Der- en ein-Gruppe in de 1e en 4e naamval)
  • Grammatik C (Du of Sie?)
  • Grammatik D (Zinsontleding)
  • Grammatik E (derde naamval)

Slide 2 - Slide

Vertaal:
die Birne

Slide 3 - Open question

Vertaal:
beliebt

Slide 4 - Open question

Vertaal:
de vork

Slide 5 - Open question

Vertaal:
erklären

Slide 6 - Open question

Vertaal:
der Sieger

Slide 7 - Open question

Vertaal:
bedeuten

Slide 8 - Open question

Vertaal:
de koffie

Slide 9 - Open question

Grammatik A - Zinsontleding

Slide 10 - Slide

Welke vraag moet ik stellen om het onderwerp te vinden?

Slide 11 - Open question

Welke vraag moet ik stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 12 - Open question

Welke vraag moet ik stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 13 - Open question

Stefan muss heute Mathe lernen.

Welke functie heeft 'Mathe'?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Gibst du Mark bitte den Stift zurück?

Welke functie heeft 'Mark'?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Tanja hält Frau Schäfer die Tür auf.

Welke functie heeft 'Frau Schäfer' ?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Pia hält morgen ein Referat.

Welke functie heeft 'Pia'?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Pia hält morgen ein Referat.

Welke functie heeft 'ein Referat'?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 18 - Quiz

Grammatik B: Der- en Ein-Gruppe

Slide 19 - Slide

Bij welke groep hoort het woord:

manch-
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 20 - Quiz

Bij welke groep hoort het woord:

dies-
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 21 - Quiz

Bij welke groep hoort het woord:

dein
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 22 - Quiz

Bij welke groep hoort het woord:

das
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 23 - Quiz

Bij welke groep hoort het woord:

unser
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 24 - Quiz

Vervoeg het lidwoord op de juiste manier:

Ich sehe (de) Mann (m).

Slide 25 - Open question

Vervoeg het lidwoord op de juiste manier:

Siehst du irgendwo (het) .... Heft? (o)

Slide 26 - Open question

Vervoeg het woord op de juiste manier:

Welch.... Schuhe (mv) wirst du tragen?

Slide 27 - Open question

Vervoeg het woord op de juiste manier:

Timo möchte (zijn) ... Taschenrechner (m) verkaufen.

Slide 28 - Open question

Vervoeg het woord op de juiste manier:

Hast du (een) gute Note (v) in Deutsch?

Slide 29 - Open question

Grammatik C - Du oder Sie?

Slide 30 - Slide

Hoe spreek je de volgende persoon aan?

Je tante uit Duitsland
A
du
B
Sie

Slide 31 - Quiz

Hoe spreek je de volgende persoon aan?

Het buurmeisje van je Duitse neef.
A
du
B
Sie

Slide 32 - Quiz

Hoe spreek je de volgende persoon aan?

Een oudere man op straat.
A
du
B
Sie

Slide 33 - Quiz

Hoe spreek je de volgende persoon aan?

de leraar
A
du
B
Sie

Slide 34 - Quiz

Hoe spreek je de volgende persoon aan?

Een winkelmedewerkster van 18
A
du
B
Sie

Slide 35 - Quiz

Welk onderdeel/onderdelen ging(en) je goed af?
A
Satzanalyse
B
der/ein Gruppe
C
Du/Sie

Slide 36 - Quiz

Met welk onderdeel moet je nog wat extra oefenen?
A
Satzanalyse
B
der/ein Gruppe
C
Du/Sie

Slide 37 - Quiz