4-12 - H1 Lezen

Welkom bij Nederlands!
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with text slides and 14 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

In deze les                                                       Tijd: 45 min.
  • Inloop (5. min.)
  • Lesopening (5 min.):  
    - Terugblik: tekstdoelen en leesmanieren
    - Bespreken: opdracht 3 (blz. 39)
    - Uitleg: tekstopbouw en deelonderwerpen

  • Zelfstandig aan het werk gaan (30 min.): 
    - opdracht 4 (op blz. 41)
    - opdracht 5 (op blz. 44)

  • Evaluatie en reflectie (5 min.):
    - Hebben we de lesdoelen bereikt?
    - Hoe verliep voor jou de les vandaag?


Doelen van deze les:
- Je kunt aan het einde van de les tekstdoelen en tekstsoorten herkennen.

- Je kunt aangeven hoe een tekst is opgebouwd en je kunt benoemen wat het onderwerp van de tekst is.

- Je kunt aangeven wat het deelonderwerp van een alinea is.







Slide 2 - Slide

tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 3 - Slide

1. Verkennend lezen

Titel lezen, eerste alinea, bron bekijken.

- Wat voor soort tekst is het?
- Wat zou het onderwerp zijn?
- Wat is het tekst doel?
2. Grondig lezen

De hele tekst lezen.

- Lees de vragen bij de tekst.
- Lees steeds een klein stukje.
- Moeilijk woord? Gebruik het stappenplan moeilijke woorden.
- Moeilijke zin? Lees de zin opnieuw en vertel in je eigen woorden wat je gelezen hebt. 

Slide 4 - Slide

3. Zoekend lezen

Je zoekt naar bepaalde informatie.

Je leest niet de hele tekst, maar je zoekt gericht. 
4. Verwerken

Nadenken over wat je hebt gelezen.

- Klopte je voorspelling van het onderwerp?
- Waar ging de tekst over?
- Wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp wil zeggen?
- Is de schrijver betrouwbaar?

Slide 5 - Slide

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 6 - Slide

Deelonderwerpen
Elke alinea vertelt een stukje over het onderwerp.

Het deelonderwerp is dus eigenlijk het onderwerp van de alinea.

Aan de tussenkopjes kun je vaak zien wat het deelonderwerp is.

Slide 7 - Slide

Maken:
Zelfstandig en in stilte aan het werk gaan (30 min.):
- opdracht 4 (op blz. 41)
- opdracht 5 (op blz. 44)
- opdracht 7 (op blz. 44)

Slide 8 - Slide

opdracht 1 (blz. 37) maken
klassikaal

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

opdracht 2 (blz. 38) maken
klassikaal

Slide 11 - Slide

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 12 - Slide

opdracht 3 (blz. 39) maken
klassikaal

Slide 13 - Slide

Feiten, meningen en argumenten

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Objectief en subjectief
Bij het nadenken over feiten en meningen zijn twee begrippen belangrijk. Ze zijn elkaars tegengestelde.

Objectief: feitelijk, onpartijdig, je gaat niet uit van gevoelens of voorkeur.
Subjectief: je gaat uit van je persoonlijke gevoelens of voorkeur.

Slide 16 - Slide

Meningen laten zien (objectief)
Overtuigen van een mening (subjectief)

Slide 17 - Slide

Meningen laten zien:

  • De schrijver geeft de mening weer van één of meer deskundigen, zonder zijn eigen mening te geven.

  • De lezer kan daarna zelf een mening vormen.

  • Een tekst die meningen laat zien, is een objectieve tekst.

Voorbeelden: artikel in tijdschrift, artikel in krant.
 Overtuigen van een mening:

  • De schrijver geeft zijn eigen mening.

  • Hij laat zo veel mogelijk argumenten zien die zijn mening ondersteunen. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat hij gelijk heeft.

  • Een tekst die wil overtuigen is een subjectieve tekst.


    Voorbeelden: ingezonden brief, recensie, blog.

Slide 18 - Slide

Argumenten
Een mening is heel persoonlijk. Iemand die wil uitleggen waarom hij gelijk heeft, geeft argumenten voor zijn mening. Dat zijn de redenen waarom hij die mening heeft.

Argumenten kunnen te maken hebben met feiten, zoals getallen of uitkomsten van onderzoeken. Dat zijn feitelijke argumenten. Er zijn ook argumenten die te maken hebben met gevoelens. Dat zijn persoonlijke argumenten.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

debatteren

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Blok 1: Schrijven

Slide 31 - Slide

Maken:
Zelfstandig en in stilte aan het werk gaan (30 min.):
- opdracht 4 (op blz. 41)
- opdracht 5 (op blz. 44)
- opdracht 7 (op blz. 44)

Slide 32 - Slide

Hoe bouw je een artikel op?
  1. Boven je artikel staat een korte en duidelijke titel (vet in een groter lettertype)
  2. In de inleiding noem je het onderwerp en de hoofdgedachte en kondig je de deelonderwerpen aan.
  3. In het middenstuk werk je die deelonderwerpen uit.
  4. Je sluit je tekst duidelijk af met het slot. Daarin zet je een samenvatting of een conclusie.
  5. Onderaan je artikel zet je je naam, school en klas (of functie)

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Let op!
Een artikel is geen brief. 

Begin dus niet met plaats en datum.

Maak wel duidelijk zichtbare alinea's. Sla tussen de alinea's telkens een regel over.

Slide 35 - Slide

debatteren

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Kader 
3.3 Lezen
Opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 20 t/m 34
3.5 Woorden
opdracht 1 t/m 10 en 12 t/m 16 (blz. 46 t/m 55)
3.7 Grammatica
opdracht 2 t/m 6 op blz. 65 t/m 67
3.8 Spelling
opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 10 op bladzijde 68 t/m 73
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 15 en 17 t/m 20 (blz. 103 t/m 116)
TL
3.3 Lezen

opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 24 t/m 36
3.5 Woorden
 opdracht 3 t/m 10 en opdracht 13 t/m 17 (blz. 50 t/m 60)
3.7 Grammatica
opdracht 1, 3, 4, 5, 6 en 9 op blz. 67 t/m 71
3.8 Spelling
opdracht 1, 3, 5, 6, 7 en 9 op bladzijde 73 t/m 79
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 3, 5 t/m 8, 14 t/m 17 en 22 t/m 26 (blz. 106 t/m 120)

Slide 42 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 43 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 44 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 45 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 46 - Slide

Kader 
3.3 Lezen
Opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 20 t/m 34
3.5 Woorden
opdracht 1 t/m 10 en 12 t/m 16 (blz. 46 t/m 55)
3.7 Grammatica
opdracht 2 t/m 6 op blz. 65 t/m 67
3.8 Spelling
opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 10 op bladzijde 68 t/m 73
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 15 en 17 t/m 20 (blz. 103 t/m 116)
TL
3.3 Lezen

opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 24 t/m 36
3.5 Woorden
 opdracht 3 t/m 10 en opdracht 13 t/m 17 (blz. 50 t/m 60)
3.7 Grammatica
opdracht 1, 3, 4, 5, 6 en 9 op blz. 67 t/m 71
3.8 Spelling
opdracht 1, 3, 5, 6, 7 en 9 op bladzijde 73 t/m 79
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 3, 5 t/m 8, 14 t/m 17 en 22 t/m 26 (blz. 106 t/m 120)

Slide 47 - Slide

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 48 - Slide

De hoofdgedachte van een tekst

Slide 49 - Slide

In deze les                                                       Tijd: 45 min.
  • Inloop (5. min.)
  • Voorstellen (15 min.)

  • Lesopening (10 min.):  
    - Wat zijn de doelen van vandaag?
    - Wat weten en kunnen we al/nog?
    - Uitleg: tekstdoelen, inleiding, middenstuk en slot, Stappenplan moeilijke woorden, de hoofdgedachte

  • Aan het werk gaan (10 min.):
    - Maak zelfstandig:
        opdracht 2, 4, 5 en 6 op blz. 20 t/m 25

  • Evaluatie en reflectie (5 min.):
    - Hebben we de lesdoelen bereikt?
    - Hoe verliep voor jou de les vandaag?

  • Volgende les: verder werken aan de opdrachten


Doelen van deze les:
- Je kunt aangeven wel tekstdoel bij een tekst hoort.
- Je kunt aangeven op welke manier een schrijver de tekst inleidt en afsluit.
- Je kunt de betekenissen van moeilijke woorden afleiden uit de tekst, door het Stappenplan moeilijke woorden te gebruiken.
- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst bepalen.






Slide 50 - Slide