7.6 - Transplantaties en bloedtransfusies - Deel 2

Thema 7: opslag, 
uitscheiding en bescherming


7
.6 - transplantaties en bloedtransfusies
         
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 7: opslag, 
uitscheiding en bescherming


7
.6 - transplantaties en bloedtransfusies
         

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen

  • Uitleg deel 2 van 7.6
  • Opdrachten
Leerdoelen: 
  • Je kunt beschrijven welke rol bloedfactoren kunnen spelen bij bloedtransfusies en welke rol de resusfactor kan spelen bij zwangerschap.

Slide 2 - Slide

Bloedgroepen

Slide 3 - Slide

Welke bloedgroep heb je?
Bloedfactor
antigenen op celmembraan rode bloedcel
Antistof A/B
In het bloedplasma komen antistoffen voor tegen de eigen bloedfactoren. Iemand met bloedfactoren A heeft antistoffen tegen B in het bloed. 

Slide 4 - Slide

Oefenen
Oefenen met de bloedgroepen!

Slide 5 - Slide

1.
Bloedfactor B
Anti-A

Welke bloedgroep is dit?
= bloedgroep
B

Slide 6 - Slide

2.
Geen bloedfactoren
Anti-A en Anti-B

Welke bloedgroep is dit?
= bloedgroep
0

Slide 7 - Slide

3.
Bloedfactoren A en B
Geen antistoffen

Welke bloedgroep is dit?
= bloedgroep
AB

Slide 8 - Slide

Bloedgroep bepalen
Je kunt bepalen welke bloedgroep iemand heeft door het gebruik van een serum



Serum
Vloeistof met daarin antistoffen. Deze antistoffen binden aan de bijpassende antigenen. 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld

Slide 10 - Slide

Oefenen
Oefenen met de bloedgroepbepalingen!

Slide 11 - Slide

1. 


Anti-A -> geen klontering
Anti-B -> wel klontering

Klein beetje hulp voor opdracht 1:
Geen klontering = niet die bloedfactor
Wel klontering = wel die bloedfactor
= bloedgroep
B

Slide 12 - Slide

2. 


Anti-A -> geen klontering
Anti-B -> geen klontering 


= bloedgroep
0

Slide 13 - Slide

3. 


Anti-A -> wel klontering
Anti-B -> wel klontering 


= bloedgroep
AB

Slide 14 - Slide

Resusfactor
De resusfactor is ook een bloedfactor (=resusantigeen)

85% van de mensen hebben het resusantigeen op de celmembranen van rode bloedcellen = resuspositief = Rh+

15% van de mensen hebben geen resusantigeen op de celmembranen van rode bloedcellen = resusnegatief = Rh-

Slide 15 - Slide

Bepaling resusfactor
Net als bij de bloedgroepbepaling wordt de resusfactor bepaald met een serum: antiresus serum.


Slide 16 - Slide

Oefenen
Oefenen met de resusbepaling!

Slide 17 - Slide

1.
antiresus    ->    geen klontering
= resusfactor
Rh-

Slide 18 - Slide

2.
Anti-A    ->    klontering
Anti-B    ->    geen klontering
antiresus    ->    geen klontering
= bloedgroep
A Rh-

Slide 19 - Slide

3.
Anti-A    ->    klontering
Anti-B    ->    klontering
antiresus    ->    klontering
= bloedgroep
AB Rh+

Slide 20 - Slide

Resuskind
Bloed persoon 1: Rh+ (heeft dus de resusfactor)
Bloed persoon 2: Rh- (heeft dus geen resusfactor)

Rh+ bloed komt bij Rh- bloed: Rh- persoon gaat antistoffen aanmaken tegen de resusfactor. 

Gevaarlijk wanneer dit bij moeder/baby gebeurd!

Slide 21 - Slide

https://www.bioplek.org/animaties/afweer/bloedgroep2x.html

Slide 22 - Slide

Opdrachten maken

Slide 23 - Slide