2h Grammatica zinsdelen t/m bvb les 1

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen
1 / 55
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen

Slide 1 - Slide

Feiten, meningen en argumenten
Een Feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is.

Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Dit kan je herkenning (maar niet altijd) aan de volgende signaalwoorden: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening , mijns inziens. 

Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument. Een argument herken je aan de signaalwoorden: want, omdat, namelijk en immers. 

Slide 2 - Slide

Lees tekst 5 alinea 1: Welk standpunt van de auteur vind je in tekst 5 alinea 1?

Slide 3 - Open question

Tekst 5 alinea 1 
Tel je weleens calorieën en eet je een paar weken weinig om af te vallen? Niet doen! Een dieet werkt niet, stellen voedingsdeskundigen. Bij gewicht verliezen gaat het om  verandering van leefstijl. Maar hoe werkt eigenlijk zo'n leefstijlaanpassing en waarom is die beter dan alleen een tijdelijke aanpassing in je voeding? 

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les heb je geoefend met het ontleden van de zindelen:
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Grammatica
  • Redekundig ontleden: zinsdelen benoemen
  • Taalkundig ontleden: woordsoorten benoemen

Slide 7 - Slide

Elk stukje hoort erbij
Elke stukje van de zin hoort erbij en heeft dus een naam. 
Alle losse delen vormen samen de gehele zin.
Je kan het vergelijken met een puzzel. Een puzzel is ook niet compleet als er een stukje mist. 

Slide 8 - Slide

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school

Slide 9 - Drag question

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Joris
ging
gisteren
op
de
fiets
naar
voetbal

Slide 10 - Drag question

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Niet
iedereen
kan
een
prijs
winnen
vandaag

Slide 11 - Drag question

Verdeel in zinsdelen:
De schoenmaker weigert de clown zijn schoenen te geven.

Slide 12 - Open question

Welke zinsdelen ken je al?

Slide 13 - Mind map

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is de PV?

Slide 14 - Mind map

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het WWG?

Slide 15 - Mind map

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het O?

Slide 16 - Mind map

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het LV?

Slide 17 - Mind map

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het MVW?

Slide 18 - Mind map

Ik heb vandaag al veel berichten gestuurd.
Wat is het BVB?

Slide 19 - Mind map

Ik heb vandaag al veel berichten aan leerlingen gestuurd.
Wat is het BWB?

Slide 20 - Mind map

Persoonsvorm

Slide 21 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Slide 22 - Slide

Onderwerp
Wie of wat (vaak een wie)
+
werkwoordelijk gezegde
=
het onderwerp


Slide 23 - Slide

Lijdend voorwerp
Wie of wat (vaak een wat)
+
werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
=
Het lijdend voorwerp


Slide 24 - Slide

meewerkend voorwerp
Aan wie of voor wie
+
werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
+
Het lijdend voorwerp
=
Het meewerkend voorwerp

Let op: Zit er geen lijdend voorwerp in een zin, dan zit er dus ook geen meewerkend voorwerp in de zin.

Slide 25 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Alles wat nog geen naam heeft krijgt de naam bijwoordelijke bepaling.
Dit is eigenlijk de prullenbak van de zin. Wat je niet 
meer kan benoemen, gooi je daarin --> alles 
moet immers een naam krijgen.

Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de volgende 
vragen: waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe 
en hoeveel.

Slide 26 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling is geen zinsdeel, maar een zinsdeelstuk.  
Het is dus geen apart puzzelstukje, maar een onderdeel van een bestaand 
puzzelstukje. Je kan het vergelijke met het donkere plekje op het losse 
puzzelstukje hiernaast.

Wat is het nu precies:
Een bvb zegt altijd iets over het zelfstandig naamwoord. 
Een bvb kan uit een of meerdere woorden bestaan.
Een bvb kan zowel voor als achter een Znw staan.
In een bvb kunnen ook weer één of meerdere Bvb's staan.
Een veel voorkomende fout is het door elkaar halen van de bvb en de bwb. 

Slide 27 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
De nieuwe speler is in onze wijk komen wonen:
Zinsdeelstrepen zetten:
 De nieuwe speler| is |in onze wijk| komen wonen 

Nieuwe --> zegt iets over speler = bijvoeglijke bepaling bij speler 
Onze --> zegt iets over wijk = bijvoeglijke bepaling bij wijk

Slide 28 - Slide

Mevrouw Witteveen / heeft / E2Ha / online/ een les / gegeven. 
Mevrouw Witteveen heeft 2Ha een online les gegeven. 
Mevrouw Witteveen heeft E2Ha online een les gegeven
Mevrouw Witteveen heeft E2Ha online een les gegeven. 
Mevrouw Witteveen heeft E2Ha online een les gegeven. 
Mevrouw Witteveen heeft E2Ha online een les gegeven. 
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 29 - Drag question

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 30 - Quiz

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Jij kan het lijdend voorwerp in die zin vinden.

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 31 - Quiz

Als onderwerp voor hun werkstuk kozen ze pooldieren.
Onderwerp=
A
Als onderwerp
B
pooldieren
C
kozen
D
ze

Slide 32 - Quiz

Hij vraagt mij de weg.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
mij
B
hij
C
vraagt
D
de weg

Slide 33 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 34 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.


A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 35 - Quiz

Een bijwoordelijke bepaling..
A
zijn overgebleven zinsdelen
B
staan meestal niet in de zin
C
kun je vinden als je het gezegde hebt
D
valt niet onder zinsdelen

Slide 36 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
Mijn tante zorgt voor de kat van de buren.
A
van de buren
B
Mijn
C
Mijn, van de buren

Slide 37 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?

De slaapkamer van het meisje is roze.
A
van het meisje
B
van het meisje, roze
C
roze

Slide 38 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De barbecue van de buren ......................
A
De barbecue
B
barbecue
C
van de buren
D
buren

Slide 39 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De ijsblauwe zee in Noorwegen is bevroren.
A
'IJsblauwe' en 'in Noorwegen'
B
Bevroren
C
'IJsblauwe'
D
'In Noorwegen'

Slide 40 - Quiz

Voor vandaag heeft mevrouw Berendsen deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is de PV?

Slide 41 - Mind map

Voor vandaag heeft mevrouw Berendsen deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het WWG?

Slide 42 - Mind map

Voor vandaag heeft mevrouw Berendsen deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het O?

Slide 43 - Mind map

Voor vandaag heeft mevrouw Berendsen deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het LV?

Slide 44 - Mind map

Voor vandaag heeft mevrouw Berendsen deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het MVW?

Slide 45 - Mind map

Voor vandaag heeft mevrouw Berendsen deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het BWB?

Slide 46 - Mind map

Voor vandaag heeft mevrouw Berendsen deze Lessonup
gemaakt voor de ijverige leerlingen.
Wat is het BVB?

Slide 47 - Mind map

Slide 48 - Video

Slide 49 - Video

Slide 50 - Video

Slide 51 - Video

Slide 52 - Video

Bijwoordelijke bepaling vind je in de volgende sheet

Slide 53 - Slide

Slide 54 - Video

Slide 55 - Video