Mavo 3 / Oefentoets H1 (ABCDEFGH)

Bonjour & bienvenue
1 / 43
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour & bienvenue

Slide 1 - Slide

Wat betekent "suivre"?
A
beginnen
B
wachten
C
eindigen
D
volgen

Slide 2 - Quiz

Wat betekent "suivre"?
A
beginnen
B
wachten
C
eindigen
D
volgen

Slide 3 - Quiz

Wat betekent 'donner'?
A
beginnen
B
geven
C
eindigen
D
deelnemen

Slide 4 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
dire
B
bienvenue
C
suivre
D
laisser

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'le panneau'?
A
de app
B
het commentaar
C
de website
D
het bord

Slide 6 - Quiz

Hoe zeg je "een keer per week" in het Frans?
A
une fois par semaine
B
longtemps
C
de temps en temps
D
souvent

Slide 7 - Quiz

'parfois' betekent .......

Slide 8 - Open question

'admirer' betekent .......

Slide 9 - Open question

'sortir' betekent .......

Slide 10 - Open question

'le mot de passe' betekent .......

Slide 11 - Open question

Welk woord hoort er niet bij?
A
le compte
B
au début
C
tous les jours
D
à la fin

Slide 12 - Quiz

Hoe vertaal je "ernstig" in het Frans?
A
d'abord
B
grave
C
plein
D
grâce à

Slide 13 - Quiz

Vertaal in het Frans:
post je veel foto's?

Slide 14 - Open question

Vertaal in het Frans:
wie is je beste vriend?

Slide 15 - Open question

Vertaal in het Frans:
we spelen graag samen online

Slide 16 - Open question

Vertaal in het Frans:
we zien elkaar elke dag

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Video

Bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • Past zich aan aan het zelfstandig naamwoord:
  1. mannelijk enkelvoud:    
  2. vrouwelijk enkelvoud:     e
  3. mannelijk meervoud:      s
  4. vrouwelijk meervoud:      es

Slide 19 - Slide

Uitzonderingen qua vorm (regels):
  • on - onne            >     bon - bonne
  • en - enne            >     italien - italienne
  • eux - euse           >     amoureux - amoureuse
  • f - ve                  >     sportif - sportive
  • er - ère                >     premier - première

Slide 20 - Slide

mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
geen uitgang
- s
- e
- es

Slide 21 - Drag question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

J'ai une mère _____________ [sportif]

Slide 22 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Sa femme est _____________ (italien)

Slide 23 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Il est très __________ dans la classe (actif)

Slide 24 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Elles sont des filles _____________. [sérieux]

Slide 25 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Vous avez une _____________ maison . [beau]

Slide 26 - Open question

Plaats
  • Het bijvoeglijk naamwoord staat:
  1. In het Nederlands vóór het zelfstandig naamwoord
  2. In het Frans achter het zelfstandig naamwoord
  3. MAAR! er zijn veel uitzonderingen die er toch vóór komen.

Slide 27 - Slide

VOOR
ACHTER
joli
grand
long
dernier
jaune
hollandais
amoureux
heureux

Slide 28 - Drag question

Vul de juiste vorm in :
les grands-mères sont ...
A
vielles
B
vieux
C
vieille
D
vieilles

Slide 29 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 30 - Quiz

Vul de juiste vorm in :
Marie-Antoinette est très ....
A
heureux
B
heureus
C
heureuses
D
heureuse

Slide 31 - Quiz

Vul de juiste vorm in :
c'est une jolie casquette...
A
blancs
B
blanche
C
blanches
D
blanc

Slide 32 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles

Slide 33 - Quiz

Welke vorm is goed?

Le _______ garçon.
A
petits
B
petit
C
petite
D
petites

Slide 34 - Quiz

Welke vorm is goed?

Les ________ filles.
A
jeune
B
jeun
C
jeunes
D
jeuns

Slide 35 - Quiz

Welke vorm is goed?

Les ________ écoles.
A
grandes
B
grands
C
grand
D
grande

Slide 36 - Quiz

Welke vorm is goed?

Une ________ maison.
A
belle
B
beau
C
beaux
D
belles

Slide 37 - Quiz

Welke vorm is goed?

La prof ________.
A
heureux
B
heureuse
C
heureus
D
heureuses

Slide 38 - Quiz

Welke vorm is goed?

Les pantalons _______?
A
gris
B
griss
C
grise
D
grises

Slide 39 - Quiz

Vervoeg in de présent
Nous _________ (perdre)

Slide 40 - Open question

Vervoeg in de passé composé
J' ______ _______ (vendre) mon prortable.

Slide 41 - Open question

Vervoeg in de présent
Ils _________ (attendre) le train.

Slide 42 - Open question

Vervoeg in de passé composé
Vous _______ ________ (entendre) quelque chose?

Slide 43 - Open question