Les 5 Argumentatieschema maken/betoog schrijven 3GL en 3HGL

Les 5 Argumentatieschema maken/betoog schrijven
1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Les 5 Argumentatieschema maken/betoog schrijven

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doelen van de les
  1. Je kan duidelijk feit, mening en argument onderscheiden
  2. Je kan een argumentatieschema herkennen 
  3. Je kan een argumentatieschema maken
  4. Je weet aan het eind van deze les wat je stelling wordt
  5. Je weet aan het eind van deze les of je voor of tegen de stelling bent

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Argumenten benoemen
Als je een standpunt over een kwestie inneemt, dan geef je je mening over die zaak. Met argumenten kun je je eigen standpunt verdedigen of het standpunt van een ander aanvallen. 
Als je je standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak, noemen we die uitspraak een feitelijk argument. Een feitelijk argument kun je ook controleren. Maak voor een argumentatie gebruik van signaalwoorden. Bijvoorbeeld:
Omdat (2) Nederland behoort tot de twintig welvarendste landen van de wereld (3), zouden we in ons land meer vluchtelingen moeten toelaten, vind ik (1). 
1: het standpunt is te herkennen aan het signaal vind ik
2: je herkent het argument aan het signaalwoord Omdat
3: het argument is een feitelijke uitspraak: je kunt immers controleren of de uitspraak waar of onwaar is.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Tegenargumenten en weerleggen
Als je het niet met iemands argumentatie eens bent, kun je argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of deze weerleggen. Met een tegenargument zorg je ervoor dat dit argument zijn waarde verliest (je ontkracht als het ware het standpunt). Bijvoorbeeld:
Mijns inziens (Volgens mij) moet er op school tussen de middag een gezonde maaltijd voor leerlingen geserveerd worden (1), want (2) dit zal helpen in de strijd tegen overgewicht (3)
1: Je herkent het standpunt aan het signaal Mijns inziens
2: Want is een signaalwoord voor een argument
3: Deze uitspraak is gericht tegen het standpunt en is dus een tegenargument

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Geef in de volgende zinnen het argument of tegenargument aan en schrijf het signaalwoord op in je schrift
  1. Ik denk dat de CO2-uitstoot niet van grote invloed is op de opwarming van de aarde en de smeltende ijskappen: de zeespiegel stijgt al sinds de vorige ijstijd, 12.000 jaar geleden.
  2. Aangezien het een oplossing voor het fileprobleem is, moet iedereen meer met de trein gaan reizen. Maar, in grote delen van het land is dit helemaal geen probleem.
  3. Er komen nog steeds veel jongeren met een alcoholvergiftiging in het ziekenhuis. Daarom moet de verkoop van alcohol aan jongeren veel strengen gestraft worden.

Slide 6 - Slide

1. Argument: CO2-uitstoot is niet van invloed op opwarming aarde; Signaalwoord staat er niet (= opsomming) en je kunt het herkennen aan: Ik denk dat...
2. Aangezien is een signaalwoord. Argument oplossing... fileprobleem. Maar, is tegenargument --> in ... probleem
3. Daarom is signaalwoord. Argument: alcohol verkopen aan jongeren moet bestraft worden.
Stap 1: Maak een keuze uit één van de twee stellingen
  1. Op Aeres VMBO Almere moeten mobiele telefoons in de klas verboden worden
  2. Op Aeres VMBO Almere moeten we iedere dag een uur gym hebben
timer
0:30

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is jouw keuze?
A
1
B
2

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Stap 2: Groepjes
Alle nummers 1: zitten links in het lokaal

Alle nummers 2: zitten rechts in het lokaal

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Stap 3: voor of tegen
De laatste stap is of je voor of tegen de stelling bent. Maximaal 5 personen moeten voor of tegen zijn (dus maximaal per 10). Hiervoor komt de docent extra hulp bieden.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Ga nu zelf je argumentatieschema maken voor jouw gekozen standpunt en of je voor of tegen bent. Geef minimaal drie argumenten die bij jouw standpunt en richting horen en minimaal twee standpunten die dit tegenspreken. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Aan het begin van de les heb je een vijftal lesdoelen gehad. Welk lesdoel is voor jou nog onbeantwoordt?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Huiswerk
Thuis verder werken aan je argumentatieschema. Die heb je nodig voor het schrijven van je betoog en het debat. Nog meer informatie nodig? Bekijk dan de bijgevoegde filmpjes. Succes allemaal!

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions