V4 Nederlands Communicatie les 19 Overtuigen

Programma
1. programma periode 3
2. boekopdracht
3. leerdoel
4. instructie
5. opdrachten
6. evaluatie

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Programma
1. programma periode 3
2. boekopdracht
3. leerdoel
4. instructie
5. opdrachten
6. evaluatie

Slide 1 - Slide

Programma periode 3
Schriftelijke toets:
- argumentatieleer, lees- en schrijfvaardigheid
- poëzie
Boekopdracht:
- dezelfde opdracht als voor PTO 2

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Je leert op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat.

Slide 3 - Slide

argumentatie

Slide 4 - Mind map

Argumentatieleer
Kern, onderdeel Communicatie: les 19 t/m 23

- overtuigen
- argumentatiestructuren
- argumentatieschema's
- drogredenen
- logica

Slide 5 - Slide

Overtuigen
- de retorica - de basis in het oude Athene (de sofisten = leraren/filosofen 5e eeuw voor Christus)
- standpunt = mening, visie, opvatting, stelling, claim, conclusie
- argumenten = ondersteunen het standpunt - de reden
- standpunt + argumenten = betoog of redenering

Slide 6 - Slide

Tegenargument en weerlegging
het tegenargument = laat zien dat een standpunt onjuist is
de weerlegging = laat zien dat een argument onjuist is

Hiermee laat je de zwaktes van een argumentatie zien.

Slide 7 - Slide

Feiten en niet-feiten
Uitspraken kunnen feitelijk of waarderend zijn.

- een feitelijke uitspraak = controleerbaar
- een waarderende uitspraak = is niet controleerbaar en is op basis van wat goed, slecht, mooi of lelijk is (normen en waarden)

Slide 8 - Slide

Oplossen of beslechten
Soms is er een meningsverschil, dan kun je dat:
- oplossen= akkoord met een gemeenschappelijke oplossing (gemeenschappelijk standpunt)
- beslechten= een derde partij bepaalt wie gelijk heeft

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Opdrachten uit Kern
Les 19 (oefenboek), blz, 94 t/m 97: 
- opdracht 1 t/m 9
- opdracht 12 - inleveren via de elo
- opdracht 13 t/m 18

Slide 11 - Slide

Hij is geschikt voor deze baan als docent, want hij heeft al 20 jaar werkervaring. Bovendien werkte hij hiervoor in een soortgelijke functie als coach.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument - argument
C
argument - standpunt - standpunt
D
standpunt -argument - standpunt

Slide 12 - Quiz

(Je mag doorrijden,) het licht staat op groen.
Standpunt of argument?
A
standpunt
B
argument

Slide 13 - Quiz

Is de reactie een tegenargument of een weerlegging?

''De wasberen in Limburg veroorzaken steeds meer overlast. Ze kunnen het beste afgeschoten worden.''
Reactie: ''Je kunt ze ook vangen en steriliseren.''
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 14 - Quiz

Welke signaalwoorden worden er gebruikt voor een tegenargument en weerlegging? Dezelfde als bij een...
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband
D
opsommend verband

Slide 15 - Quiz

Feitelijk of waarderend?
Ik ben een goede student, want ik haal alleen maar voldoendes en ben altijd op tijd.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 16 - Quiz

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 17 - Quiz

Uit welke elementen bestaat het betoog?

Slide 18 - Open question

Evaluatie
Weet je nu hoe je invloed kunt uitoefenen?
Weet je wat een betoog is en uit welke elementen het betoog bestaat?

Slide 19 - Slide

Opdracht
oefenboek, blz, 94/95, opdracht 1 t/m 9

Slide 20 - Slide

Vraag 3, welke antwoorden kloppen?
A
ssasss
B
sssaas
C
asaass
D
sssass

Slide 21 - Quiz

Opdracht
Lees de tekst op bladzijde 96
Beantwoord de vragen 13 t/m 18 op blz. 97


Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Huiswerk
Voor donderdag 11 februari:
maak opdracht 12 op bladzijde 95, lever jouw korte betoog in via de elo (de opdracht staat al klaar).

Slide 24 - Slide