Taal Blok 3 Les 15 voegwoorden

Taal 
blok 5 les 3
1 / 19
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal 
blok 5 les 3

Slide 1 - Slide

voorkennis activeren
Stijgen en Dalen


 jij                    u

Slide 2 - Slide

voorkennis activeren

 jij               u

Dag oma, hoe gaat het met … ?



Slide 3 - Slide

voorkennis activeren

 jij               u

Geachte heer van Dijk, mailt … me terug?



Slide 4 - Slide

voorkennis activeren

 jij               u

Dag tante Hanna, ik hoop dat … snel weer 
beter bent.



Slide 5 - Slide

voorkennis activeren

 jij               u

Hoi Puck, ga … mee naar de film?



Slide 6 - Slide

voorkennis activeren

 jij               u

Beste meneer, mijn moeder wil weten of … aanwezig bent morgenavond.


Slide 7 - Slide

leerdoel
Ik weet wanneer ik u of jij moet schrijven.


Mama, wil je even mijn boterhammen smeren?
Mevrouw, wilt u mij sponsoren? 

Slide 8 - Slide

instructie
.

Slide 9 - Slide

samen oefenen
Pak je chromebook.
Log in.
Ga naar Lesson-Up.

Slide 10 - Slide

Iris schrijft haar vriendin een berichtje.
Moet ze u of jij schrijven?

Heb ... ook een gratis kaartje voor de film gekregen?

Slide 11 - Open question

Hans schrijft een brief aan de burgemeester.
Moet hij u of jij schrijven?

Ik wil ... graag wat vragen.

Slide 12 - Open question

Puck belt met de baas van haar moeder.
Moet ze u of jij zeggen?

Wilt ... mij doorverbinden met mijn moeder?

Slide 13 - Open question

Geert stelt een vraag aan zijn beste vriend.
Moet ze u of jij zeggen?

Ga ... mee voetballen op het veldje bij de speeltuin?

Slide 14 - Open question

samen oefenen
Maak in tweetallen opdracht 3.

Klaar?
Maak opdracht 4

Slide 15 - Slide

lesafsluiting
groen of rood?

Ik heb in deze les geleerd wanneer ik u of jij moet schrijven.

Slide 16 - Slide

lesafsluiting
groen of rood?

Ik kan uitleggen wanneer ik u of jij moet schrijven.

Slide 17 - Slide

lesafsluiting
Welk woord gebruik je?
groen = u         rood = jij

Ik stel een vraag aan de nieuwe buurman:
Waar heeft ... eerst gewoond?

Slide 18 - Slide

lesafsluiting
Welk woord gebruik je?
groen = u         rood = jij

Ik stel een vraag aan mijn broer
Zou ... me willen helpen met mijn huiswerk?

Slide 19 - Slide