4.1 / 4.2 hoofdzin afronden

4.1 / 4.2 hoofdzin afronden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.1 / 4.2 hoofdzin afronden

Slide 1 - Slide

4.1 blz 120 Hoofdzin
Onderwerp/ Werkwoord/ rest van de zin

Slide 2 - Slide

Onderwerp
Mensen, dieren dingen, namen 
(topografische namen, merknamen, eigen namen)

De man fietst op straat

Slide 3 - Slide

werkwoord 
Iets dat je kunt doen
Lopen, gapen, je vervelen

De man fietst op straat

Slide 4 - Slide

rest van de zin
bijv,.  tijd, plaats


De man fietst op straat

Slide 5 - Slide

Maak een zin met een goede hoofdzin
Onderwerp/ werkwoord/ rest van de zin

Slide 6 - Open question

Samen nakijken blz 120
1. je verbetert de antwoorden
2. actieve houding


Slide 7 - Slide

Aan de slag werkblad 4.2
Maak zelfstandig
opdracht 1,2,3,4 
timer
15:00

Slide 8 - Slide

4.1 blz 122 Hoofdzin
Onderwerp/ Werkwoord/ rest van de zin

Slide 9 - Slide

REST VAN DE ZIN
Geeft informatie over:
TIJD ( Wanneer, ho9e laat, hoe vaak)
MANIER (hoe, met wie, wat)
PLAATS (waar?)
WAT

Slide 10 - Slide

Laila huurt vaak een fiets in Rotterdam
Laila huurt in Rotterdam vaak een fiets

Laila huurt een fiets vaak in Rotterdam

Slide 11 - Slide

4.2 oefening 1
Tijd= rood--- rondje
manier= lange streep
plaats= dots/ puntjes
 wat= golfje ~~

Slide 12 - Slide

meerdere werkwoorden in de zin
Hakar drinkt cola 
Hakar komt koffie drinken.

Slide 13 - Slide

blijven, proeven/ grazen, prijzen
blijven- ik blijF
ik proeF
de koe - graaSt
hij prijSt 

Slide 14 - Slide

komen, laten, leren, voelen, zien
1e werkwoord in de zin is de persoonsvorm

Bij persoonsvorm kijk je naar het onderwerp
(ik/jij/hij/zij/ we)  

2e werkwoord in de zin gezegde (je schrijft het hele werkwoord)

Slide 15 - Slide

3.7 oefening 1 en 3
- Bij 3 rondje om onderwerp (wie doet)




timer
5:00

Slide 16 - Slide

opdracht 4
in tweetallen


timer
5:00

Slide 17 - Slide

als de pv hebben, zijn of worden
 hebben- heb- heeft- hebben
zin- ben- bent- is- zijn   
worden- word-wordt- worden

dan is gezegde een voltooid deelwoord 
voltooid deelwoord : begint vaak met ge- her-be-ver-ont  

Slide 18 - Slide