This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Eindstrijd der Grieken
Module 2: De Grieken
Slide 1 - Slide
1
Slide 2 - Slide
Ronde 1
Zo direct komen er steeds vier woorden in beeld over de Grieken en hun Hellas.
Welk woord hoort er niet bij?
Schrijf je keuze op je antwoordvel.
Slide 3 - Slide
1
Sparta
Mythilene
Egypte
Athene
Slide 4 - Slide
1
Sparta
Mythilene
Egypte
Athene
Geen polis
Slide 5 - Slide
2
Overbevolking
ruzie
goden
landbouwgrond
Slide 6 - Slide
2
Overbevolking
ruzie
goden
landbouwgrond
Geen reden om te koloniseren
Slide 7 - Slide
3
taal
Olympische Spelen
goden
bestuur
Slide 8 - Slide
3
taal
Olympische Spelen
goden
bestuur
Hebben poleis niet gemeen
Slide 9 - Slide
4
Zuid-Italie
Turkije
Griekenland
Egypte
Slide 10 - Slide
4
Zuid-Italie
Turkije
Griekenland
Egypte
Geen kolonies
Slide 11 - Slide
5
cultuur
onvruchtbare grond
bergen
eilanden
Slide 12 - Slide
5
cultuur
onvruchtbare grond
bergen
eilanden
Geen reden voor verschillende poleis
Slide 13 - Slide
6
Hellas
Perzen
metropolis
bondgenoten
Slide 14 - Slide
6
Hellas
Perzen
metropolis
bondgenoten
De poleis in de Hellas werken samen als bondgenoten tegen de Perzen
Slide 15 - Slide
2
Slide 16 - Slide
Ronde 2
In de klas hangen afbeeldingen die te maken hebben met Griekse goden. Maar welke god?
1. Maak een spiekbriefje over de goden. Je mag je boek gebruiken en je hebt 5 minuten. 2. Zoek alle afbeeldingen en schrijf op je antwoordvel bij welke god deze afbeelding hoort. Je hebt 5 minuten.
timer
5:00
Slide 17 - Slide
De goden
Zeus Athena
Hera Hermes
Ares Poseidon
Aphrodite Artemis
Dionysos Hades
Demeter Apollo
timer
5:00
Slide 18 - Slide
Antwoord
A Artemis G Hera
B Demeter H Poseidon
C Hades I Ares
D Hermes J Hera
E Aphrodite K Zeus
F Athena L Zeus
Slide 19 - Slide
3
Slide 20 - Slide
Ronde 3
Op het bord zijn zo 10 uitspraken te zien van filosofen.
Maar welke filosoof zei wat?
1. Maak een spiekbriefje over de filosofen. Je krijgt eerst 5 minuten. Je mag je boek gebruiken.
2. Schrijf bij iedere uitspraak op wie het gezegd heeft.
timer
5:00
Slide 21 - Slide
1
Ik weet maar één ding: namelijk dat ik niets weet!
Slide 22 - Slide
2
Het enige dat je met liegen bereikt, is dat je niet geloofd wordt als je de waarheid spreekt!
Slide 23 - Slide
3
Niet de arts, maar het lichaam geneest de ziekte!
Slide 24 - Slide
4
Zoals het baasje is, zo is ook zijn hond.
Slide 25 - Slide
5
Zeg niet weinig dingen in veel woorden, maar veel dingen in weinig woorden.
Slide 26 - Slide
6
A2 + B2 = C2
Slide 27 - Slide
7
Laat je eten je medicijnen zijn en niet je medicijnen je eten!
Slide 28 - Slide
8
Vrees niet het leven te verliezen: het is slechts een wisseling van woning!
Slide 29 - Slide
9
Wie niet tevreden is met wat hij heeft, zal niet tevreden zijn met wat hij krijgt.
Slide 30 - Slide
10
Het is zinloos om veel kennis te hebben als je het aan niemand kan overbrengen!
Slide 31 - Slide
4
Slide 32 - Slide
Ronde 4
Er komen zo 10 uitspraken over de Griekse staatsvormen op het bord te staan. Maar welke staatsvorm past erbij?
1. Maak een spiekbriefje over de vier staatsvormen. Je mag je boek gebruiken. Je hebt 5 minuten.
2. Bekijk nu de beschrijvingen en kies telkens uit de twee opties.
Slide 33 - Slide
1 'Wij, de leiding, hebben besloten.'
A
democratie
B
aristocratie
Slide 34 - Quiz
2 'Leve de koning!'
A
monarchie
B
tirannie
Slide 35 - Quiz
3 'De stembureaus zijn nu geopend!'
A
democratie
B
monarchie
Slide 36 - Quiz
4 'Mijn zoon zal mijn opvolger zijn, zoals ik de opvolger van mijn vader was.'
A
aristocratie
B
monarchie
Slide 37 - Quiz
5 'Mijn wil is wet.'
A
aristocratie
B
tirannie
Slide 38 - Quiz
6 'Alleen de besten kunnen de polis leiden.'
A
aristocratie
B
monarchie
Slide 39 - Quiz
7 'Hij is aan de macht gekomen door met geweld de macht te grijpen.'
A
tirannie
B
democratie
Slide 40 - Quiz
8 'De verkiezingen zijn goed verlopen.'
A
aristocratie
B
democratie
Slide 41 - Quiz
9 'Mensen zijn niet voorbereid om de leiding te nemen'
A
monarchie
B
democratie
Slide 42 - Quiz
10 'Niemand staat boven een ander'
A
aristocratie
B
democratie
Slide 43 - Quiz
11 'Het is helemaal duidelijk wie de macht heeft'
A
tirannie
B
aristocratie
Slide 44 - Quiz
12 'Mensen voelen zich meer betrokken bij de beslissingen, en komen minder snel in opstand.'