Goedemorgen, ga rustig zitten en leg je spullen op tafel. Zorg ervoor dat je huiswerk open op het hoekje van je tafel ligt.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Les 4
Goedemorgen, ga rustig zitten en leg je spullen op tafel. Zorg ervoor dat je huiswerk open op het hoekje van je tafel ligt.
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen
Lezen H2 tekstdoel en publiek huiswerk bespreken
Woordenschat H2 Formeel taalgebruik
Slide 2 - Slide
Leerdoel:
Je kan 3 verschillende tekstdoelen benoemen.
Je weet wat het verschil is tussen formeel en informeel taalgebruik
Slide 3 - Slide
Welke tekstdoelen ken je?
Slide 4 - Mind map
Huiswerk bespreken
H2 lezen
opdracht 2, 3
Slide 5 - Slide
Formeel en informeel taalgebruik
Slide 6 - Slide
Formeel taalgebruik
Woorden-schat H2
Slide 7 - Slide
in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school
Slide 8 - Quiz
Wanneer gebruik je nog meer formele taal?
Slide 9 - Open question
Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?
Slide 10 - Quiz
Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
Slide 11 - Drag question
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'alsmede'?
A
over
B
en ook
Slide 12 - Quiz
Wat is formele taal?
Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.
Slide 13 - Slide
Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot.
Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.
Slide 14 - Slide
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij
Slide 15 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst
Slide 16 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'hetzij'?
A
als
B
of
Slide 17 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'te allen tijde'?
A
om
B
altijd
Slide 18 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'tevens'?
A
nu
B
ook
Slide 19 - Quiz
Nakijken
1. Startopdracht, opdracht 1+2
2. Maken in de les: Opdracht 3, 4 +5
timer
25:00
Slide 20 - Slide
Ik weet wat formeel taalgebruik is en kan dat herkennen en begrijpen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 21 - Poll
Feedback Wat vond je fijn/goed aan deze les? Wat zou je liever anders willen zien?