13/02 Les 3t, woordenschat formeel taalgebruik NN H2

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Woordenschat H2
blz. 54 t/m 57

Slide 2 - Slide

Formeel taalgebruik

Woorden-schat H2

Slide 3 - Slide

Ik kan het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen.
  • Ik weet wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken.
  • Ik heb geoefend met formeel taalgebruik                                            
Lesdoelen

Slide 4 - Slide

in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je nog meer formele taal?

Slide 6 - Open question

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?

Slide 7 - Quiz

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 8 - Drag question

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'alsmede'?
A
over
B
en ook

Slide 9 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij

Slide 10 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst

Slide 11 - Quiz

Aan de slag op blz 54 t/m 57
1. Maken startopdracht, opdracht 1+2 
2. Maken in de les: Opdracht 3, 4 +5

timer
11:00

Slide 12 - Slide

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'hetzij'?
A
als
B
of

Slide 13 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'te allen tijde'?
A
om
B
altijd

Slide 14 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'tevens'?
A
nu
B
ook

Slide 15 - Quiz

Wat is formele taal?
 

Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.


Slide 16 - Slide

Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. 
  • Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.


Slide 17 - Slide

Lesdoel gehaald?
Aan het einde van deze les:
  • kan je het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen
  • weet je wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken
  • heb je geoefend met formeel taalgebruik                                            


Slide 18 - Slide

Ik weet wat formeel taalgebruik is en kan dat herkennen en begrijpen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 20 - Open question

Heb je nog                      vragen?

Slide 21 - Slide

Huiswerk
H2 - WOORDENSCHAT BLZ 54-57

Maken Startopdracht, opdracht 1+2
2. Maken in de les: Opdracht 3, 4 +5


Slide 22 - Slide