herhaling werkwoordsvormen


werkwoordspelling

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Zinnen met werkwoorden
Het komt dagelijks voorbij. Teksten die vol spelfouten staan. De meeste fouten worden in de werkwoordsvormen gemaakt. 
Ooit op de basisschool en in het middelbaar onderwijs is het wel behandeld. Maar hoeveel is er blijven hangen? 
Als je sommige teksten bekeken had, zou je bijna denken dat alles vergeten is. 
Daarom hierbij een opfriscursus.

Slide 2 - Slide

Waarom doen we dit?
1) Werkwoorden kun je alleen maar goed spellen, als je weet met welke vorm      van het werkwoord je te maken hebt:
    fout:  dat gebeurd nooit                   goed:  dat gebeurt nooit
    fout:  dat is nog nooit gebeurt      goed:  dat is nog nooit gebeurd

2) Het is verplichte stof 

Slide 3 - Slide

Welke vormen zijn er?
pv - tt
pv - vt
voltooid deelwoord
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
infinitief (hele werkwoord)
(tegenwoordig deelwoord)

Slide 4 - Slide

Maar hoeveel is er blijven hangen?
Als je sommige teksten bekeken had, zou je bijna denken dat alles vergeten is.
Het komt dagelijks voorbij.
De behandelde stof op de basissschool en middelbare school is niet goed blijven hangen. 
De meeste fouten worden in de werkwoordsvormen gemaakt.
Infinitief
pv vt
pv tt
bijvoeglijk gebruikt volt. deelw.
voltooid deelwoord

Slide 5 - Drag question

timer
1:00
Zal er dan weer gesproken worden over de genomen maatregelen?
Al die tijd was het belangrijk om de maatregelen te handhaven.
Het aantal coronapatiënten loopt nog steeds op.
Komende tijd zal er weer een persconferentie zijn.
Onlangs was er weer een persconferentie geweest.
pv vt
pv tt
volt. deelw.
bijv. gebruikt volt. deelw.
Infinitief

Slide 6 - Drag question

PV=> altijd zoeken: ik-vorm
werkwoord                 stam                   ik-vorm
lachen                           lach                     lach
lopen                             lop                        loop
zweven                         zwev                   zweef
reizen                            reiz                       reis

                        Let op bij s-z woorden en f-v woorden.


Slide 7 - Slide

pv-tt-ev         hij-vorm
  • De hij-vorm maak je door t achter de ik-vorm te schrijven:
                  Hij loopt
                  Hij fietst
                  Hij slaapt

fout: dat gebeurd nooit 
goed: dat gebeurt nooit

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

onregelmatige vormen

Het Nederlands heeft ook een aantal onregelmatige vormen. 
De ik-vorm, jij-vorm of hij-vorm wordt dan anders gespeld dan bij gewone werkwoorden.

Slide 10 - Slide

't ex kofschip
1)   vind de stam van het werkwoord : haal -en van het                              werkwoord af 
2)  kijk of de laatste letter van de stam een medeklinker uit                    't  ex-kofschip is : t, x, k, f, s, ch, p

              Let op:  Gebruik hiervoor de stam, niet de ik-vorm!

Slide 11 - Slide

't ex kofschip
Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit                           't ex-kofschip?                 t, x, k, f, s, ch, p 

ja     ->  schrijf ik-vorm + te(n)  : prat- en  ->  ik praatte
                                                                 kruis- en -> ik kruiste
nee ->  schrijf ik-vorm + de(n) : zag- en  ->  ik zaagde
                                                                 zev- en  ->  ik zeefde

Slide 12 - Slide

voltooid deelwoord
  • Is nooit het enige werkwoord in de zin.
  • Heeft hulpwerkwoord: iets van hebben, zijn, worden
  • Begint meestal met ge-
  • Kan ook beginnen met be-, ver-, ont-, her- of er-

Slide 13 - Slide

Ik heb gereisd

Slide 14 - Slide

voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden is regelmatig.
Je schrijft:

ge  +  ik-vorm  +  t : gefietst, gemaakt, gedanst
ge + ik-vorm + d : gebeld, gehoord, gekneusd

Slide 15 - Slide

bijvoeglijk naamwoord (BN)
voltooid : het is al gebeurd

de geverfde deur
de gewonnen wedstrijd
het verzonnen verhaal

Slide 16 - Slide

BN bij een voltooid deelwoord
Schrijf een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk:

Ik verlichtte het tuinpad. -> het verlichte tuinpad
De vrouw verwachtte een kind. -> het verwachte kind

In principe: voltooid deelwoord + e


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Ik snap het!
010

Slide 19 - Poll

Slide 20 - Slide