Nask 2 H1 scheikunde, een wetenschap

Wat betekent dit pictogram?
A
schadelijk
B
gevaarlijk
C
licht ontvlambaar
D
bijtend
1 / 22
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat betekent dit pictogram?
A
schadelijk
B
gevaarlijk
C
licht ontvlambaar
D
bijtend

Slide 1 - Quiz

Wat is geen stofeigenschap?
A
gewicht
B
geur
C
kookpunt
D
kleur

Slide 2 - Quiz

Welke notaties zijn faseveranderingen?
A
vloeibaar(g), gas (s) en vast (l)
B
vloeibaar(l),gas(s) en vast(g)
C
vloeibaar(l), gas(g) en vast(s)
D
aqua (aq)

Slide 3 - Quiz

Welke versie geeft het smelten van ijs weer?

A
water (s) --> water (l)
B
water (l) --> water (s)

Slide 4 - Quiz

maak de zinnen compleet
In de gasfase bewegen.....
De fase waarin ijs verandert naar waterdamp heet.....
Een scheikundige reactie is een reactie waarbij de beginstoffen...........
Een voorbeeld van een scheikundige reactie is......
......de deeltjes het snelst.
sublimeren
....veranderen in reactieproducten
... het verbranden van papier.

Slide 5 - Drag question

Wat is een oplossing?

A
Een heldere, soms gekleurde vloeistof met kleine deeltjes erdoorheen zwevend.
B
Een heldere, soms gekleurde vloeistof.

Slide 6 - Quiz

Wat is een zuivere stof?
A
Een stof die bestaat uit meerdere soorten stoffen + meerdere soorten moleculen.
B
Een stof die bestaat uit 1 soort stof + 1 soort molecuul.

Slide 7 - Quiz

Wat is een smelttraject?
A
Een temperatuurpunt waarin een stof smelt bij een vast punt (bv. 3 graden Celcius).
B
Een temperatuurgebied waarin een stof smelt (bv. tussen de 0 en 5 graden Celsius.

Slide 8 - Quiz

Wat is een emulsie?
Hoe bewegen de moleculen in een vaste stof?
Stofeigenschappen zijn...
Een troebel mengsel van vloeistoffen, waarbij druppeltjes van de ene vloeistof zweven in de andere vloeistof. Het ziet er soms gekleurd en troebel uit.
Ze bewegen vrij van elkaar maar bevinden zich in een 'bepaald patroon'.
geur
kleur
smaak
oplosbaarheid
kookpunt / smeltpunt

Slide 9 - Drag question

wat zijn beginstoffen?
A
stoffen die na de pijl staan beschreven in een reactieschema.
B
stoffen die voor de pijl staan beschreven in een reactieschema.
C
stoffen die boven de pijl staan beschreven in een reactieschema.
D
stoffen die onder de pijl staan beschreven in een reactieschema.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn reactieproducten?
A
stoffen die soms achter de pijl staan beschreven in een reactieschema.
B
stoffen die na de pijl staan beschreven in een reactieschema.

Slide 11 - Quiz

Wat is het reactieschema bij een verbranding van aardgas?
A
aardgas (s)+ zuurstof (g) --> water (l) + koolstofdioxide (g)
B
aardgas (g) --> water (g) + koolstofdioxide (g)
C
aardgas (g)+ zuurstof (g) --> water (l) + koolstofdioxide (l)
D
aardgas (g)+ zuurstof (g) --> water (g) + koolstofdioxide (g)

Slide 12 - Quiz

wat is een emulsie?
A
Een vloeistof gemengd met een vloeistof.
B
Een vloeistof gemengd met een vaste stof.

Slide 13 - Quiz

Wat is een suspensie?
A
Een vloeistof gemengd met een vloeistof.
B
Een vloeistof gemengd met een vaste stof.

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen een suspensie en een oplossing?
A
een suspensie is altijd helder, een oplossing altijd troebel.
B
een suspensie is altijd troebel, een oplossing altijd helder.

Slide 15 - Quiz

Wat hoort bij elkaar?
cola
Melk
mayonaise
chocolademelk
oplossing
Emulsie
Emulsie
suspensie

Slide 16 - Drag question

hoe kun je voorkomen dat een emulsie zich ontmengd?
A
toevoegen van een emulgator
B
toevoegen van een reactieproduct
C
toevoegen van een suspensie
D
toevoegen van suiker

Slide 17 - Quiz

suiker vloeibaar laten worden heet.....
A
sublimeren
B
condenseren
C
smelten
D
rijpen

Slide 18 - Quiz

wat is het juiste reactieschema van het vloeibaar worden van suiker?
A
suiker(s) -->zuurstof (g) + suiker (l)
B
suiker(g) --> suiker (l)
C
suiker(s) --> suiker (l)
D
suiker(s) --> suiker (s)

Slide 19 - Quiz

Wat is het juiste reactieschema voor het karameliseren van suiker?
A
suiker (s) --> water (g) + karamel(l)
B
karamel (l) --> water (g) + suiker(l)

Slide 20 - Quiz

Wanneer laten de moleculen elkaar helemaal los?
A
bij verdamping
B
bij het rijpen
C
bij het koken
D
bij het smelten

Slide 21 - Quiz

Bestaat vers sinaasappelsap uit een soort molecuul?
A
nee, want er zit ook water, suiker, vezeltjes en vitamine C in.
B
nee, want er zitten ook eiwitten in.
C
ja, want het is verse sap.
D
ja, want het bestaat uit sinaasappelsap en vitamine C.

Slide 22 - Quiz