Het hart vormt samen met de bloedvaten het circulatiesysteem. Bij elke hartslag vult het hart zich met bloed. Daarna trekt de hartspier zich samen om bloed naar spieren en organen te pompen. Bij iedere samentrekking van het hart pompt de linkerhartkamer bloed in de aorta (= lichaamsslagader). Hierdoor zetten de wanden van de slagaders (arteriën) elke keer even uit en nemen daarna hun oorspronkelijke vorm weer aan. Dit noemen we ook wel pulsatie. De pulsatie is het best voelbaar op plaatsen waar slagaders vlak onder de huid lopen boven een benige onderlaag. In de praktijk gebruiken we meestal de polsslagader om de pulsatie te voelen en zo de hartslag te controleren. Dit heet ook wel 'pols tellen'.
Waarden:
Lager dan 60 slagen per minuut: Bradycardie (vertraagde hartslag)
60-90 slagen per minuut; normaal
Hoger dan 100 slagen per minuut: Tachycardie (versnelde hartslag)