H4 en H6 stoffen en warmte

1 / 45
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Stoffen en warmte
hoofdstuk 4 en hoofdstuk 6

Slide 2 - Slide

Filtreren
Scheidingsmethode: Filtreren
Stofeigenschap: Deeltjesgrootte 
Soort mengsel: Suspensie 

Slide 3 - Slide

Zuivere stof of mengsel

Slide 4 - Slide

 mengsels scheiden= sorteren
  • Een mengsel bevat meerdere molecuulsoorten

  • bij scheiden van mengsels maak je gebruik van stofeigenschappen om de deeltjes te sorteren
  • elke scheidingsmethode berust op een andere stofeigenschap

Slide 5 - Slide

Kookpunt en smeltpunt
§4

Slide 6 - Slide

Stoffen bestaan uit 3 fasen. De overgang van de ene naar de andere fase noemen we faseovergang
- Vloeibare fase
- Vaste fase
- Gas fase
Vast                       Vloeibaar                        Gas

Slide 7 - Slide

Fase
  • Toestand waarin een stof kan voorkomen.
  • Vast
  • Vloeibaar
  • Gas
  • Tijdens een faseovergang (er zijn er 6) zal de stof van fase veranderen.
  • Kookpunt en smeltpunt zijn 2 stofeigenschappen. *
  • Snel verdampende vloeistoffen zijn ook vluchtige stoffen (bv. aceton).

Slide 8 - Slide

Materiaal- en stofeigenschappen
SMELTPUNT EN KOOKPUNT
Je weet dat water (ijs) smelt bij 0 graden Celsius en kookt bij 100 graden Celsius. Iedere stof heeft een smeltpunt en een kookpunt.

Slide 9 - Slide

Het koken van water

Slide 10 - Slide

Smeltdiagram van water
Een stof is vast als de temperatuur ervan onder het smeltpunt zit.
Een stof is vloeibaar als de temperatuur tussen het smeltpunt en kookpunt zit.
Een stof is gasvormig als de temperatuur boven het kookpunt zit.

Slide 11 - Slide

Lijstje van kookpunten en smeltpunten 

Slide 12 - Slide

Veiligheid
- Hoe werk je veilig in het lab?
- Hoe werk je veilig met stoffen ?
- Veiligheidskaart

Slide 13 - Slide

de ontleding van water
  • molecuulformule water: H2O(l)
  • de 2 is hier de index van H
  • die geeft: in 1 molecuul water zitten  2 atomen waterstof 
  • de stof waterstof=H2(g)
  • de stof zuurstof= O2(g)
  • de stof O bestaat niet
  • dus moet je minstens 2 moleculen water ontleden

Slide 14 - Slide

Reactieschema --> reactievergelijking
Reactieschema: in woorden
methaan +  2 zuurstof --> 2 water + koolstofdioxide

Reactievergelijking: in formules
CH4 (g) + 2 O2(g) --> 2 H2O (l) + CO2 (g)

Kloppende reactievergelijking als elke atoomsoort voor de pijl even vaak voorkomt na de pijl.

Slide 15 - Slide

Warmte
Warmte en Energie

Slide 16 - Slide

Warmte berekenen
Alle elektrische energie wordt omgezet in warmte.

E = P x t
Q = P x t



Warmte = vermogen van het apparaat x de tijd 

Slide 17 - Slide

Warmte transport
Wat is warmte transport?

Slide 18 - Slide

5.4 Warmtetransport
-Straling
-Stroming
-Geleiding

Slide 19 - Slide

Warmtetransport radiator

De bewegende stof is hier lucht

Slide 20 - Slide

Warmteverlies
Warmte gaat verloren door: 
  • geleiding: door muren en ruiten
  • stroming: warmte stroomt met lucht naar buiten
  • straling: 'warme' muren stralen warmte uit
Warmte in = warmte uit

Slide 21 - Slide

Onvolledige verbranding
Volledige verbranding
 - koolstofdioxide
onvolledige verbranding
- koolstofmonooxide
  • giftig 
  • geurloos
  • kleurloos

Slide 22 - Slide

Onvolledige verbranding
brandstof + zuurstof -> waterdamp + koolstofmono-oxide + roet

- Te weinig zuurstof om de brandstof volledig te verbranden

CO2 / CO 

Slide 23 - Slide

omrekenen oefenen
-273 graden Celsius = 0 Kelvin
0 graden Celsius = 273 Kelvin

25 graden Celsius = .............. Kelvin
-7 graden Celsius = ............... Kelvin
............... graden Celsius = 283 Kelvin
............... graden Celsius = 375 Kelvin

Slide 24 - Slide

Wat zijn stofeigenschappen?
A
Geur, Kleur, Brandbaarheid.
B
Kleur, Warmte, Dichtheid.
C
Geur, Grootte, Dichtheid.
D
Dichtheid, Warmte, Brandbaarheid.

Slide 25 - Quiz


Welke scheidingsmethode zie je hiernaast?
Deze vraag gaat over L2-1 t/m L2-6.
Specifiek wordt hier iets gevraagd over L2-6.
A
Filteren
B
Indampen
C
Destilleren
D
Bezinken en afschenken

Slide 26 - Quiz

Je voegt aan een mengsel van suiker en zand ruim water toe. Je schudt het mengsel langdurig en giet het daarna in een filter.
Wat blijft er in het filter achter?
A
niets
B
suiker
C
zand
D
zowel suiker als zand

Slide 27 - Quiz

Het kookpunt van water (100 graden Celsius) en het smeltpunt van ijs (o graden Celsius) worden gebruikt als ijkpunten bij...?
A
Thermometers die koorts kunnen meten
B
Thermometers die in Kelvin aangeven
C
Thermometers die in graden Celsius aangeven
D
Thermometers die kamertemperatuur meten

Slide 28 - Quiz

Aluminium heeft een smeltpunt van 660 °C en een kookpunt van 2467 °C. Welke fase heeft aluminium bij 1000 °C?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 29 - Quiz

Wat is de fase van water
als het 105°C is?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 30 - Quiz

Wat staat er op het etiket van een schoonmaakmiddel?
A
gebruiksaanwijzing
B
pictogrammen voor gevaarlijke stoffen
C
tips over het veilig omgaan met het schoonmaakmiddel
D
zowel A, B en C zijn goed

Slide 31 - Quiz

Welk van de volgende gassen is een broeikasgas
A
Koolstofdioxide
B
Methaan
C
Waterdamp
D
Stikstof

Slide 32 - Quiz

Om een verbranding te laten ontstaan heb je het volgende nodig
A
brandstof - zuurstof - ontbrandings-temperatuur
B
brandstof - zuurstof - warmte
C
beginstof - zuurstof - ontbrandings temperatuur
D
brandstof - methaan - ontbrandings temperatuur

Slide 33 - Quiz

Wat is de kloppende reactievergelijking van de verbranding van methaan..?
A
B
C
D

Slide 34 - Quiz

Met welke formule kun je de hoeveelheid warmte berekenen?
A
Q = E = P x t
B
Q = U x I x t
C
P = Q x t
D
Q = P : t

Slide 35 - Quiz

Een verwarmingselement in een waterkoker verwarmt gedurende 10 min een hoeveelheid water. Het vermogen van het element is 70 W.
Bereken de hoeveelheid warmte (energie) die door het verwarmingselement is geproduceerd.
Noteer de gehele berekening.

Slide 36 - Open question

Bereken de hoeveelheid warmte van 0,35 m3 aardgas. Vul alleen je antwoord met berekening in .

Slide 37 - Open question

Tijdens een practicum gebruiken we de gasbrander. Tijdens het practicum zetten we gasbrander op de gele vlam.
a. Hoe noemen we de gele vlam?
b. Waardoor is deze vlam anders dan de blauwe vlammen?

Slide 38 - Open question

Reken om:
20 oC = . . . . . Kelvin
75 Kelvin = . . . . . . oC

Slide 39 - Open question

Welke vormen van warmtetransport zijn er?

Slide 40 - Open question

Warmtetransport kan plaats vinden op 3 manieren. Welke vorm van warmtetransport vindt plaats op nummer 3?

Slide 41 - Open question

Leg uit hoe een spouwmuur warmtetransport tegen gaat.

Slide 42 - Open question

Isoleren = warmtetransport tegengaan. Noem voor iedere vorm van warmtetransport een isolatiemaatregel.

Slide 43 - Open question

Wat is de terugverdientijd
van Isoleren van
de spouwmuren?
A
1/2 jaar
B
2 jaar
C
iets meer dan 3 jaar
D
4,5 jaar

Slide 44 - Quiz

Wat is isoleren?
A
Zorgen dat geleiding, stroming en straling beter gaat.
B
Zorgen dat geleiding en stroming beter gaat.
C
Zorgen dat stroming en straling wordt tegengegaan.
D
Zorgen dat stroming, geleiding en straling wordt tegengegaan.

Slide 45 - Quiz