Hoofdstuk 4.5: woorden les 2

Hoofdstuk 4.5: Woorden:  les 2
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4.5: Woorden:  les 2

Slide 1 - Slide

Planning
  • Wat weet je nog...?
  • Uitleg paragraaf 4.5
  • Zelfstandig werken + woorden leren 
  • Bespreken gemaakte opdrachten
  • Oefenen/leren woorden 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Ik weet de betekenis van de 20 nieuwe woorden.

Ik weet hoe je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken.

Slide 3 - Slide

Woordvorming
In het Nederlands kun je oneindig nieuwe woorden vormen door bestaande woorden een beetje te veranderen. 

  • Een samenstelling maak je door twee of meer hele woorden samen te voegen tot een nieuw woord. Soms is een tussenklank nodig ( 's' of 'n')
  • Een afleiding maak je door een voor- of achtervoegsel aan een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord toe te voegen. 

Slide 4 - Slide

Het zelfstandig naamwoord
zelfstandig naamwoord: een woord voor een mens, dier, plant of ding.
- een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (het feest, de feesten).
- Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (het feest, het feestje).
- Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten (het feest).
- Een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Karin, Wellantcollege.

Slide 5 - Slide

afleiding
werkwoord --> zelfstandig naamwoord
Je kan van een werkwoord en zelfstandig naamwoord maken op 2 manieren.

Manier 1: Je zet het voor het hele werkwoord.
Je kunt online naar muziek luisteren.            luisteren = ww
Het luisteren naar muziek kan online.           het luisteren = zn


Slide 6 - Slide

afleiding
werkwoord --> zelfstandig naamwoord

Manier 2: gebruik een achtervoegsel.
vergaderen - de vergadering
repareren - de reparatie
proberen - het probeersel
Je ziet dat de laatste 2 werkwoorden een beetje veranderen!


Slide 7 - Slide

In welke zin is het werkwoord een zelfstandig naamwoord.
A
Je kunt online naar muziek luisteren
B
Het luisteren naar muziek kan online

Slide 8 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
(noem kenmerken)

Slide 9 - Mind map

Vorming van zelfstandige naamwoorden
Veel zelfstandige naamwoorden zijn géén samenstelling of afleiding: de trein, het huis, de kast. 
Maar sommige zelfstandige naamwoorden zijn gevormd uit andere woorden. 

Ze zijn een samenstelling of een afleiding.

Slide 10 - Slide

1. Van een werkwoord:
  • Het + hele werkwoord
huilen – het huilen

  • Werkwoord + achtervoegsel
lopen – de loper
vergaderen – de vergadering
repareren – de reparatie 

Slide 11 - Slide

2. Van twee losse woorden:
Het nieuwe zn is dan een samenstelling:
  
• bijvoeglijk naamwoord + zn
snel + de trein – de sneltrein

• zn + zn
de tuin + het huis – het tuinhuis

Slide 12 - Slide

3. Van een zelfstandig naamwoord:
• zn + achtervoegsel
de baron – de barones
de echtgenoot – de echtgenote

voorvoegsel + zn
de vijand – de aartsvijand
de bekende – de onbekende

Slide 13 - Slide

Geef aan wat dit woord is:
de vrouw
A
afleiding
B
samenstelling
C
géén afleiding en géén samenstelling

Slide 14 - Quiz

Geef aan wat dit woord is:
de consument
A
afleiding
B
samenstelling
C
géén afleiding en géén samenstelling

Slide 15 - Quiz

Geef aan wat dit woord is:
de koper
A
afleiding
B
samenstelling
C
géén afleiding en géén samenstelling

Slide 16 - Quiz

Geef aan wat dit woord is:
de winkelstraat
A
afleiding
B
samenstelling
C
géén afleiding en géén samenstelling

Slide 17 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord van overleggen?

Slide 18 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord van concentreren?

Slide 19 - Open question

Vragen? Stel ze hier.

Slide 20 - Mind map

Maken
  • Hoofdstuk 4.5: DIGITAAL:
  • Opdrachten zijn allemaal af
  • Je krijgt hier 15 minuten de tijd voor. 
  • Hierna gaan we de opdrachten bespreken. 

Slide 21 - Slide

Huiswerk :-(
Maken: 
Afmaken hoofdstuk 4.3 1 t/m opdr. 26
Maken hoofdstuk 4.5 opdr. 8, 9, 10
DIGITAAL!

Slide 22 - Slide

vragen
VRAGEN? 
Wat vind je nog lastig? 

Slide 23 - Slide

Spreken, kijken en luisteren

Slide 24 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van ongeveer 25 nieuwe woorden;
  2. Je weet hoe je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken;
  3. Je weet wat een dialoog is;
  4. Je weet hoe je een dialoog voert;
  5. Je weet hoe je informeert en overtuigt in een gesprek.

Slide 25 - Slide

Week 7
M. Test jezelf paragraaf 4.5
M. Paragraaf 4.5 opdracht 1 t/m 17
M. Paragraaf 4.6 opdracht 1 t/m 14

Slide 26 - Slide

Planning
  • Les 1: uitleg paragraaf 4.5 + M. test jezelf
  • les 2:  uitleg paragraaf 4.6 + zelfstandig werken + M. 4.5
  • Les 3:  zelfstandig werken + M. 4.6 + woorden leren 

Slide 27 - Slide

Als één iemand praat, bijvoorbeeld een uitleg geeft. Dan noemen we dat ...
A
een monoloog
B
een dialoog

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Wat betekent informeren?

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide

Welk record hebben Nick & Simon gevestigd?

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Slide

Waarmee overtuig je de ander van jouw standpunt?

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Slide

Overtuig ons van jouw actie met argumenten.

Slide 36 - Slide

Week 7
M. Test jezelf paragraaf 4.5
M. Paragraaf 4.5 opdracht 1 t/m 17
M. Paragraaf 4.6 opdracht 1 t/m 14

Slide 37 - Slide

Spreken, kijken en luisteren

Slide 38 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van ongeveer 25 nieuwe woorden;
  2. Je weet hoe je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken;
  3. Je weet wat een dialoog is;
  4. Je weet hoe je een dialoog voert;
  5. Je weet hoe je informeert en overtuigt in een gesprek.

Slide 39 - Slide

Week 7
M. Test jezelf paragraaf 4.5
M. Paragraaf 4.5 opdracht 1 t/m 17
M. Paragraaf 4.6 opdracht 1 t/m 14

Slide 40 - Slide

De volgende les overtuig je ons van jouw actie met argumenten.

Slide 41 - Slide

Planning
  • Les 1: uitleg paragraaf 4.5 + M. test jezelf
  • les 2:  uitleg paragraaf 4.6 + zelfstandig werken + M. 4.5
  • Les 3:  zelfstandig werken + M. 4.6 + woorden leren 

Slide 42 - Slide