Hoofdstuk 4.5: woorden les 1

Hoofdstuk 4.5: Woorden:  les 1
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4.5: Woorden:  les 1

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Ik weet de betekenis van de 20 nieuwe woorden.

Ik weet hoe je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken.

Slide 2 - Slide

Planning
  • Wat weet je nog...?
  • Uitleg paragraaf 4.5
  • Zelfstandig werken + woorden leren 
  • Bespreken gemaakte opdrachten

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog? 

Slide 4 - Slide

Geef een voorbeeld van een woord met een voorvoegsel.

Slide 5 - Open question

Geef een voorbeeld van een woord met een achtervoegsel

Slide 6 - Open question

Geef een voorbeeld van een afleiding.

Slide 7 - Open question

Geef een voorbeeld van een:
samenstelling.

Slide 8 - Open question

Wat is het grondwoord van:
onrustig?

Slide 9 - Mind map

Maken
  • Hoofdstuk 4.5: DIGITAAL:
  • Opdracht  1, 4, 5, 6
  • Je krijgt hier 15 minuten de tijd voor. 
  • Hierna gaan we de opdrachten bespreken. 

Slide 10 - Slide

Uit welke drie woorden bestaat het volgende woord?
Wegwerpmaatschappij.

Slide 11 - Open question

Wat betekent het woord:
wegwerpmaatschappij?

Slide 12 - Open question

Welke afbeelding helpt jou om het woord:
triomfantelijk
goed te onthouden?
Voeg een foto/plaatje toe.

Slide 13 - Open question

Hoe leer jij de betekenis van de woorden op blz. 39?

Slide 14 - Open question

In welke zin is het werkwoord een zelfstandig naamwoord.
A
Je kunt online naar muziek luisteren
B
Het luisteren naar muziek kan online

Slide 15 - Quiz

Maken
  • Hoofdstuk 4.5: DIGITAAL:
  • Opdracht  8, 9, 10
  • Je krijgt hier 15 minuten de tijd voor. 
  • Hierna gaan we de opdrachten bespreken. 

Slide 16 - Slide

Wat is een zelfstandig naamwoord?
(noem kenmerken)

Slide 17 - Mind map

Vorming van zelfstandige naamwoorden
Veel zelfstandige naamwoorden zijn géén samenstelling of afleiding: de trein, het huis, de kast. 
Maar sommige zelfstandige naamwoorden zijn gevormd uit andere woorden. 

Ze zijn een samenstelling of een afleiding.

Slide 18 - Slide

1. Van een werkwoord:
  • Het + hele werkwoord
huilen – het huilen

  • Werkwoord + achtervoegsel
lopen – de loper
vergaderen – de vergadering
repareren – de reparatie 

Slide 19 - Slide

2. Van twee losse woorden:
Het nieuwe zn is dan een samenstelling:
  
• bijvoeglijk naamwoord + zn
snel + de trein – de sneltrein

• zn + zn
de tuin + het huis – het tuinhuis

Slide 20 - Slide

3. Van een zelfstandig naamwoord:
• zn + achtervoegsel
de baron – de barones
de echtgenoot – de echtgenote

voorvoegsel + zn
de vijand – de aartsvijand
de bekende – de onbekende

Slide 21 - Slide

Geef aan wat dit woord is:
de vrouw
A
afleiding
B
samenstelling
C
géén afleiding en géén samenstelling

Slide 22 - Quiz

Geef aan wat dit woord is:
de consument
A
afleiding
B
samenstelling
C
géén afleiding en géén samenstelling

Slide 23 - Quiz

Geef aan wat dit woord is:
de koper
A
afleiding
B
samenstelling
C
géén afleiding en géén samenstelling

Slide 24 - Quiz

Geef aan wat dit woord is:
de winkelstraat
A
afleiding
B
samenstelling
C
géén afleiding en géén samenstelling

Slide 25 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord van overleggen?

Slide 26 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord van concentreren?

Slide 27 - Open question

Vragen? Stel ze hier.

Slide 28 - Mind map

Huiswerk :-(
Maken: 
Afmaken hoofdstuk 4.3 1 t/m opdr. 26
Maken hoofdstuk 4.5 opdr. 8, 9, 10
DIGITAAL!

Slide 29 - Slide

vragen
VRAGEN? 
Wat vind je nog lastig? 

Slide 30 - Slide

Spreken, kijken en luisteren

Slide 31 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van ongeveer 25 nieuwe woorden;
  2. Je weet hoe je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken;
  3. Je weet wat een dialoog is;
  4. Je weet hoe je een dialoog voert;
  5. Je weet hoe je informeert en overtuigt in een gesprek.

Slide 32 - Slide

Week 7
M. Test jezelf paragraaf 4.5
M. Paragraaf 4.5 opdracht 1 t/m 17
M. Paragraaf 4.6 opdracht 1 t/m 14

Slide 33 - Slide

Planning
  • Les 1: uitleg paragraaf 4.5 + M. test jezelf
  • les 2:  uitleg paragraaf 4.6 + zelfstandig werken + M. 4.5
  • Les 3:  zelfstandig werken + M. 4.6 + woorden leren 

Slide 34 - Slide

Als één iemand praat, bijvoorbeeld een uitleg geeft. Dan noemen we dat ...
A
een monoloog
B
een dialoog

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

Wat betekent informeren?

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Welk record hebben Nick & Simon gevestigd?

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Slide

Waarmee overtuig je de ander van jouw standpunt?

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Slide

Overtuig ons van jouw actie met argumenten.

Slide 43 - Slide

Week 7
M. Test jezelf paragraaf 4.5
M. Paragraaf 4.5 opdracht 1 t/m 17
M. Paragraaf 4.6 opdracht 1 t/m 14

Slide 44 - Slide

Spreken, kijken en luisteren

Slide 45 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van ongeveer 25 nieuwe woorden;
  2. Je weet hoe je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken;
  3. Je weet wat een dialoog is;
  4. Je weet hoe je een dialoog voert;
  5. Je weet hoe je informeert en overtuigt in een gesprek.

Slide 46 - Slide

Week 7
M. Test jezelf paragraaf 4.5
M. Paragraaf 4.5 opdracht 1 t/m 17
M. Paragraaf 4.6 opdracht 1 t/m 14

Slide 47 - Slide

De volgende les overtuig je ons van jouw actie met argumenten.

Slide 48 - Slide

Planning
  • Les 1: uitleg paragraaf 4.5 + M. test jezelf
  • les 2:  uitleg paragraaf 4.6 + zelfstandig werken + M. 4.5
  • Les 3:  zelfstandig werken + M. 4.6 + woorden leren 

Slide 49 - Slide