KB P2 W1 S1

KB P2 Woche 1, Stunde 1
Herzlich Willkommen!
Ga op je plek zitten (plattegrond!)
Pak je boek, pen, schrift  
Zet je tas op de grond

1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

KB P2 Woche 1, Stunde 1
Herzlich Willkommen!
Ga op je plek zitten (plattegrond!)
Pak je boek, pen, schrift  
Zet je tas op de grond

Slide 1 - Slide

Heute
  • Planung Periode 2 
  • Lernziel
  • Wiederholung Redemittel
  • Selbständige Arbeit
  • Check
  • Hausaufgaben

Slide 2 - Slide

Planung Periode 2
  • Sprechen, Schreiben, Lesen, Hören
  • Toets met woorden, grammatica, lees- en schrijfdeel
  • Buch 1 + extra opdrachten 

Slide 3 - Slide

Lernziel (= lesdoel)
  • Ik kan aangeven dat ik iets niet begrijp en vragen om herhaling in het Duits. 

Slide 4 - Slide

Wiederholung Redemittel 
Seite 44

Slide 5 - Slide

Selbständige Arbeit
  • Wat: Schritt 5 (vanaf blz. 43), Aufgabe 1, 2, 3, 4.
  • Hoe: Antwoorden opschrijven in boek of schrift
  • Wie: Alleen 
  • Tijd: eerste 10 minuten in stilte, daarna fluisterend overleg
  • Hulp: Buch 1, schrift, ELO, schoudermaatje, docent
  • Klaar? Controleer je antwoorden bij de docent. Werk verder aan Aufgabe 6, 8 en Stempelaufgabe A of B 
timer
15:00

Slide 6 - Slide

Check...
Pak je laptop en log in bij deze les.

Slide 7 - Slide

Wel of geen hoofdletter?
A
das pferd
B
das Pferd

Slide 8 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
die stadt
B
die Stadt

Slide 9 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
zehn
B
Zehn

Slide 10 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
Du hast
B
Du Hast

Slide 11 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
Deutschland
B
deutschland

Slide 12 - Quiz

Welke woorden krijgen een hoofdletter?
ich habe einen hund und eine katze
A
ich
B
ich, hund
C
ich, hund, katze
D
ich, habe, hund, katze

Slide 13 - Quiz

Welke woorden krijgen een hoofdletter?
das pferd galoppiert in der reithalle
A
das
B
das, pferd, galoppiert
C
das, pferd, der
D
das, pferd, reithalle

Slide 14 - Quiz

Welke woorden krijgen een hoofdletter?
meine großeltern wohnen in ede
A
meine, großeltern, wohnen
B
meine, großeltern, ede
C
meine, ede
D
meine

Slide 15 - Quiz

Welke woorden krijgen een hoofdletter?
meine mutter ist 52 jahre alt
A
meine, mutter, jahre
B
meine, alt
C
mutter, jahre
D
meine, mutter, jahre, alt

Slide 16 - Quiz

Zoek de juiste vraagwoorden bij elkaar!
hoe?
waar?
waarvandaan?
wat?
wie?
wanneer?
wann?
woher?
wie?
wo?
Was?
wer?

Slide 17 - Drag question

Kies het goede vraagwoord:
... heißt du?
A
Wer
B
Was
C
Wann
D
Wie

Slide 18 - Quiz

Welk vraagwoord is juist vertaald
(D - NL)?
A
was = wat
B
wer = hoe
C
wohin = waar...vandaan
D
wann = waarheen

Slide 19 - Quiz

Welk vraagwoord is juist vertaald
(NL - D)
A
waar = was
B
was = wie
C
wie = wanneer
D
waar... vandaan = woher

Slide 20 - Quiz

Vul het juiste vraagwoord in:
____ kommst du nach Hause?
A
wer
B
wann
C
wohin
D
wo

Slide 21 - Quiz

Vul het juiste vraagwoord in:
____ wohnst du?
A
wo
B
wann
C
wohin
D
wie

Slide 22 - Quiz

Vul het juiste vraagwoord in:
____ lange dauert die Bahnfahrt?
A
wo
B
wann
C
wohin
D
wie

Slide 23 - Quiz

Hoe vraag je 'Wat zegt u?'

Slide 24 - Open question

Hoe vraag je 'Wat betekent dat?'

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Hausaufgaben
Machen/maken:
Schritt 5, Aufgabe 1, 2, 3, 4, 6, 8, Stempeln bitte! A of B (vanaf blz. 44). 

Lernen/leren:
Redemittel Schritt 5, Aufgabe 2

Slide 27 - Slide